Friday 20 January 2017

Essay prof. dr. Ton Wentink


Kwaliteit van de Journalistiek

De mediacratie ter discussie

- door Ton Wentink -


Prof. dr. Ton Wentink,
emeritus hoogleraar kwaliteitsmanagement
TIAS School for Business and Society,
Tilburg University.
a.a.l.g.wentink@tias.edu
Critici van de journalistiek hebben het al snel over de dominante rol van radio, televisie en pers in onze samenleving: de macht van de media of de mediacratie. Thomas Carlyle – negentiende-eeuwse Schotse schrijver en historicus – gebruikte het begrip mediacratie al als de vierde macht naast de Trias Politica van Montesquieu. We zouden geregeerd worden door de media. De macht ligt bij degenen die via de media de publieke opinie kunnen beïnvloeden.
In de vorige eeuw hanteerde men het begrip in de USA om de onmetelijke macht van de mediatycoons William Randolph Hearst (tijdens de Spaans-Amerikaanse oorlog om Cuba in 1898) en zijn tegenpool Joseph Pulitzer aan te duiden. Mooi in beeld gebracht in de film Citizen Kane (1941) waarin we een journalist volgen die duikt in het leven van Hearst, gespeeld door Orson Welles. Er is zelfs een James Bond film gemaakt: ‘Tomorrow Never Dies’ (2008) met Pierce Brosman. Het verhaal gaat over de mediatycoon Carter, die van het misdadig manipuleren van wereldschokkende gebeurtenissen zijn vak heeft gemaakt.

Mediacratie verwijst naar de veronderstelde macht van grote mediaconcerns die in de nieuwsvoorziening een dominante marktpositie innemen. Twee voorbeelden:


1. De macht van het mediaconcern van Rupert Murdoch: de oprichter, grootste aandeelhouder en CEO van News Corporation, een van ’s werelds grootste en invloedrijkste mediaconglomeraten waaronder drukkerijen, kranten, televisiestations en filmindustrie. Hij is een sterk voorstander van kruisingen tussen mediaplatformen (‘cross-media ownership’). Murdoch heeft vooral in de VS., Australië en in Groot-Brittannië kranten opgekocht: in Engeland News of the World, The Sun, The Times, The Sunday Times (gekocht van de Thomson familie). Voorts in de filmindustrie: 20th Century Fox en in de televisiewereld FOX News Channel, de zeer conservatieve televisiestation met 24-uur nieuwskanaal in de gehele VS. Zijn laatste verovering is The Wall Street Journal.


2. De Vlaamse mediamagnaat van Thillo van De Persgroep raasde enkele jaren geleden door het Nederlandse krantenlandschap waarna de Nederlandse journalistenvakbond en minister Plasterk alarm sloegen. Hij kocht de halve Nederlandse krantenwereld op: Het Parool, Algemeen Dagblad, De Volkskrant en Trouw, zeven regionale dagbladen, uitgeverijen en drukkerijen. In België bezit hij De Standaard en De Morgen, naast het weekblad De Tijd. Van Thillo wil saneren en vraagt zich af waarom Nederlandse dagbladredacties een bezetting hebben die vier keer zo groot is als van de Belgische dagbladen. Van Thillo: ‘Als ik niet was gekomen, bestonden jullie niet meer.’

Gert Ysebaert van Mediahuis is de tweede machtige mediatycoon die zijn oog op Nederland heeft laten vallen, met name op TMG met De Telegraaf, Metro en vier regionale dagbladen. In België heeft het concern De Standaard, Het Nieuwsblad Gazet van Antwerpen en enkele regionale kranten. Andere bekende mediatycoons: Berlusconi. Alex Springer, Bertelsmann en Murdoch.

Er zijn ook tal van nieuwe media op de mediamarkt verschenen, met name journalistieke websites op internet (online journalistiek) waarvan er inmiddels honderden zijn. Door internet is de veronderstelde macht van de klassieke media teruggedrongen. YouTube en politieke websites, weblogs en vele discussiefora zijn concurrenten van de officiële media geworden. De klassieke media hebben zich eveneens toegelegd op internet-journalistiek: omroepen, dagbladen en tijdschriften hebben hun eigen websites. De online-journalistiek kenmerkt zich door ‘real time’, heeft het karakter van multimedia (tekst, grafische voorstellingen, beeld en geluid) en is interactief met hyperlinks (verwijzingen naar andere websites).



Pulitzerprijs
Interessant is dat een website en niet een krant de prestigieuze Amerikaanse Pulitzerprijs voor onderzoeksjournalistiek heeft gewonnen. ProPublica kreeg de prijs voor de verslaggeving over omstreden sterfgevallen in een ziekenhuis in New Orléans na de orkaan Katrina. De prijs wordt uitgereikt aan de Columbia University in New York om kwaliteitsjournalistiek te belonen. Meestal krijgt de Washington Post of The New York Times de prijs.



Het begrip ‘mediacratie’ wordt ook in een andere betekenis dan machtsuitoefening door media gebruikt. Het gaat dan om een negatieve lading: vervlakking, vulgarisering, verloedering en ontoelaatbare vermenging van show en serieuze zaken, zoals in reality-tv, met nadruk op beeld, lifestyle, human interest, schandalen en sensatie. Het gaat vooral om het vermaak en om de versimpeling van een complexe werkelijkheid. We treffen het elke dag aan op radio en televisie, in kranten en in tijdschriften. De sociale media hebben zich daarbij op eigen wijze en met een eigen stijl daarbij aangesloten. Het zijn de onlineplatformen waar de gebruikers, zonder bemoeienis van een professionele redactie, de inhoud verzorgen met accent op interactie en dialoog.

Misleiding voor de grap

Wat gebeurde er op de televisie op zaterdag 13 maart 2010 in Georgië? Je schakelt iets te laat de tv in en je zit midden in de nieuwsuitzending. Dit meldt: Het land is in oorlog. Tanks rukken op, de bevolking slaat op de vlucht. De president Saaksjvilli is waarschijnlijk vermoord. De beelden zijn realistisch; de nieuwslezer kijkt bloedserieus. Het overkwam veel Georgiërs. Op een nationale televisiezender kregen zij een nepjournaal voorgeschoteld, waarin werd verteld dat de Russen het land waren binnen gevallen. Vooraf was wel gemeld dat het om een ‘simulatie’ ging, maar tijdens de twintig minuten durende uitzending was daar weinig van te merken. Paniek en woede waren het gevolg. Het telefoonnetwerk raakte overbelast en er werden hartaanvallen gemeld. Het televisiestation en de president kregen een golf van kritiek over zich heen. De betrouwbaarheid van het medium televisie was in het geding.


Een ander voorbeeld: In december 2006 ontstond in Wallonië ophef over een nepjournaal waarin de opsplitsing van België werd geproclameerd. De reactie: veel kijkers slikten het bericht voor zoete koek.
 
De oervorm van een dergelijke misleiding is het fameuze hoorspel ‘The War of the Worlds’, dat op 30 oktober 1938 ruim een miljoen Amerikaanse luisteraars de stuipen op het lijf joeg. Het ging om een massale invasie van Marsmannetjes. De presentator Orson Welles maakte er een realistisch hoogstandje van. Dat het fictie was ontging veel luisteraars. De angstaanjagende berichten over Marsiaanse ruimteschepen, over dodelijke straling en gasexplosies waren zo overtuigend dat mensen hun kelders invluchten, met auto’s probeerden te ontsnappen of onderdak zochten in een kerk. 

Nepnieuws (‘fake news’)

Op zondag 4 december 2016 stapt Madison Welch, een voormalige brandweerman gewapend een pizzeria in Washingtons binnen om te controleren of daar kinderen werden vastgehouden als seksslaven door vooraanstaande democratische politici. Op internet circuleerden geruchten over een pedofielennetwerk. De eerste netverhalen over het netwerk verschenen in The Washington Post kort voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen en verspreiden zich snel op het internet. ‘Pizzagate’ was geboren; het zou zijn wortels hebben in het onderzoek naar de emailsaffaire van Hillary Clinton. De hashtag #pizzagate duikt op nadat WikiLeaks e-mails van Clintons campagneleider had gepubliceerd. Op internet verschijnt een bericht dat een pizzeria in Washington het centrum van een pedofielennetwerk zou zijn. Er komen allerlei complottheorieën naar voren die voedsel geven aan een stroom van nepnieuws.


Chris van der Heijden analyseert in De Groene Amsterdammer van 1 december 2016 het fenomeen ‘nepnieuws’. Het is het product van complot denken waarbij er verwarring is over de grens tussen waarheid en fictie, feit en onzin, objectiviteit en subjectiviteit. Autoriteiten en deskundigen zijn bij voorbaat verdacht als zij toelichting en uitleg geven over gebeurtenissen. In de ogen van de populistische burger moet hun optreden en de hele intellectuele bovenlaag met argusogen worden bekeken. “Deze weerzin uit zich in een massale uittocht naar mensen en meningen die ‘anders’ zijn, niet mainstream maar ‘underflow’, niet rationeel maar emotioneel, niet waar maar waarachtig, niet verstandig maar ‘natuurlijk”, zo schrijft van der Heijden. En de intellectuele bovenlaag is met haar gezag en zeggenschap van een groot deel van de traditionele massamedia niet in staat deze uitbarsting te beheersen. Internet en sociale media zijn de kraamkamer van het nepnieuws geworden. “Waar is dus niet wat overeenkomt met de feiten, waar is wat het best, sterkst en mooist gepresenteerd wordt.” Het is ‘post-truth’, we lijken de waarheid voorbij. De post-truth-beweging is niet geïnteresseerd in waarheid versus leugen. Het gaat om emoties, betrokkenheid, verlangen, wil, enthousiasme, authenticiteit en andere irrationele categorieën die in de samenleving, politiek en menselijke relaties die er toe doen.

De politiek filosoof Francis Fukuyama (Stanford University) schrijft in De Volkskrant (31 december 2016) dat we nu te maken hebben met een ‘post-fact world’, “een wereld ‘voorbij de feiten’, een wereld waarin bijna alle gezaghebbende bronnen van informatie werden , uitgedaagd door tegenovergestelde feiten van dubieuze kwaliteit of herkomst. Informatie komt van alle kanten op ons af, alles met dezelfde geloofwaardigheid. Er is geen reden te geloven dat de goede informatie het zal winnen van de slechte informatie. Er is nog een groter probleem. Waarom geloven we in het gezag van om het even welk feit, aangezien weinigen van ons in staat zijn de meeste feiten te verifiëren”. 


Ik onderschrijf de opvatting van Chris van der Heijden dat de huidige journalistiek geen andere mogelijkheid heeft dan radicaal vast te houden aan haar principes, waaronder de opvatting dat er een duidelijke grens is tussen feit en fictie en dat de regels van falsificatie moeten worden toegepast met hoor en wederhoor, check & double check. De journalistiek staat voor de uitdaging om met gedegen onderzoeksjournalistiek de ‘post-truth’ te ontmaskeren.
De Europese Commissie heeft op 26 december 2016 laten weten dat zij er op gaat toezien dat de sociale media de verspreiding van nepnieuws via hun kanalen gaan bestrijden. Als een vrijwillige inzet niet genoeg is, dan moet er wetgeving tegen komen.

Facebook heeft maatregelen bekend gemaakt om nepnieuws aan te pakken.

De leugen regeert


Koningin Beatrix hekelde ooit het gedrag van de media met de woorden ‘de leugen regeert’. Ze karakteriseerde (27 november 1999) de kwaliteit van de Nederlandse journalistiek tijdens een bijeenkomst met het Genootschap van Hoofdredacteuren. Volgens haar was de kwaliteit van de pers enorm gedaald. Ze weet de popularisering van de media aan de toenemende invloed van de commercie.

Van 2000 tot 2009 gebruikte de VARA het citaat als titel voor een televisieprogramma over journalistiek. Dit programma besteedde aandacht aan leugens en halve waarheden in de pers. Door middel van discussies, studiogesprekken en reportages probeerde het programma de waarheid boven tafel te krijgen en misverstanden recht te zetten.

Advocaat Bram Moskowicz gebruikte de gevleugelde woorden in februari 2007 toe hij op een persconferentie toelichtte waarom hij de verdediging van Willem Holleeder zou staken. Hij zei die beslissing onder andere te hebben genomen naar aanleiding van de manier waarop over hem in de pers was bericht.

Het was vroeger niet veel beter! De menselijke honger naar sensatie dateert niet van gisteren. Al kort na het ontstaan van de drukpers gingen vele riemen papier op aan het drukken van zogenaamde ‘Murder Ballads’. In Nederland ontstonden de zogenaamde Lilliputters, bladen die zo klein waren dat ze konden ontsnappen aan de dagbladzegel (belasting) die de vrije pers in de 19e eeuw aan banden legde. De zegelbelasting op kranten was ingevoerd tijdens de Franse bezetting van Napoleon. Zij werd in België afgeschaft in 1848 en in Nederland pas in 1869. Daar de extreme hoogte van deze belasting (2,5 cent in 1832), waren kranten slechts voor een rijke elite beschikbaar en werd de oprichting van nieuwe bladen belemmerd. De Lilliputters hadden een oplage die vele malen groter was dan van de NRC (1.800 abonnees). De bladen begonnen doorgaans met een moordgeschiedenis en verderop in de krantjes stonden stukken die de lezers opstookten tegen de koning en zijn regering.

Later zorgde de verzuiling en de sterke politisering van de openbare omroep er voor dat de berichtgeving bepaald niet objectief was. Net toen de kwaliteitsmedia zich aan deze klem bevrijd leken te hebben, kwamen zij in de greep van de commercie omdat conglomeraten geld roken.

Wat moeten we hiervan denken? De media worstelen met dezelfde problemen als andere maatschappelijke sectoren waarover dagelijks soms vernietigend wordt bericht. De journalistiek zou haar taak niet langer op kwalitatief verantwoord niveau uitoefenen.

In oktober 2003 riep Ignacio Ramonet van Le Monde Diplomatique op om een vijfde macht op te richten – een waakhond die de burger moet beschermen tegen de globaal opererende commerciële mediaconglomeraten die ‘onze geest vergiftigen, ons brein vervuilen en ons manipuleren’. Tony Blair heeft in zijn afscheidstoespraken als premier in 2007 soortgelijke kritiek op de media geleverd en verweet de media onverzadigbare vraatzucht die gewone menselijke fouten opblazen en presenteren als samenzwering. 

Kritiek en zelfkritiek


De media wordt verweten dat zij alles en iedereen bekritiseren, behalve zichzelf. Dit verwijt is niet terecht. In journalistieke kringen neemt de zelfanalyse en zelfkritiek toe. Een recent voorbeeld is de studie van de Britse topjournalist Nick Davies onder de titel ‘Flat Earth News’ (2008). Het beste voorbeeld in de journalistieke geschiedenis is het legendarisch optreden van de Amerikaanse Tv-journalist en presentator Edward R. Murrow, die in 1953 met zijn veel bekeken nieuwsprogramma “See It Now” met zijn commentaren een sleutelrol speelde in de val van de agitator McCarty als communistenjager. De film van George Clooey (2005) ‘Good Night, Good Luck’ - de woorden waarmee Murrow zijn nieuwsprogramma elke dag afsloot - heeft zijn rol prachtig in beeld gebracht.

Wie herinnert zich niet de val van president Nixon. Carl Bernstein en Bob Woodward (‘All the Presidents Man’) van de Washington Post onderzochten aan de hand van toegespeelde informatie van hun souffleur Markt Felt, Associate Director van de FBI als Deep Throat wat er werkelijk gebeurde rond de Watergate-affaire. 


Nederlandse voorbeelden van treffende onderzoeksjournalistiek zijn Nina van Eric Smit, De Prooi van Jeroen Smit, De Vastgoedfraude van Vasco van der Boon & Gerben van der Marel, De Woekerpolisaffaire van Kees Kooman, Het Dossier Lakeman van Marja Bontekoe en Het kan niet waar zijn over de banken van Joris Luyendijk.


Onderzoeksjournalisten – daar waar officiële instanties achterblijven – creëren bij uitstek het nieuwe publiekelijke schavot door af te rekenen met schurken. Dankzij de ontmaskering van de nieuwe schurk heeft de journalist zijn positie als rechter, onderzoeker, entertainer en held weer teruggewonnen. Er zijn geen formele belemmeringen om giga-geldmonsters in deze literaire non-fictie een extra zetje richting hun schavot te geven. De journalisten benadrukken ter verdediging het maatschappelijk belang van hun publicatie. En wat te denken in dit verband van Peter R. de Vries met zijn televisieprogramma? De media zijn een afspiegeling van wat zich in een open samenleving afspeelt. Voorbeeld: de opkomst van Fortuyn en Wilders is door de media-aandacht mogelijk geweest, maar deze mensen waren en zijn de personificaties van maatschappelijke onrust- en onlustgevoelens. En daaraan besteden de media aandacht! De angst voor de manipulatieve macht van de media berust op een overwaardering van die macht. De media maken de werkelijkheid en de geschiedenis ervan niet; zij worden er evengoed door verrast. Onderzoek toont aan dat de publieke agenda in beperkte mate door dagblad, radio en tv wordt bepaald. De media creëren de werkelijkheid niet, maar fungeren eerder als een megafoon van de tijdgeest.

Het alternatief van een vrije pers is een gemuilkorfde pers die wordt geredigeerd door tirannen en manipulators. Dan maar liever ‘de journalistiek als de angel in het vlees van de machthebbers in politiek en maatschappij’. Een voorbeeld is hoe de media omgaan met de Amerikaanse bankiers: de uitvoerders van Gods werk. 



Mediagebruik

De Nederlander besteedt gemiddeld ruim 8,5 uur per dag aan media: televisie, radio, krant en tijdschrift. Televisie kijken is nog steeds favoriet. De meeste Nederlanders lezen nog steeds op papier. Digitaal lezen is vooral bij mannen en hoogopgeleiden en 20-49-jarigen populair. Deze cijfers komen uit het tjjdsbestedingsonderzoek Media: Tijd 2015. De aan media bestede tijd is in de afgelopen jaren niet veranderd.
De Mediamonitor van het Commissariaat voor de Media (2016) signaleert ontwikkelingen in de mediamarkten en trends in mediagebruik in Nederland. Het Commissariaat is een zelfstandig bestuursorgaan dat toeziet op de naleving van de Mediawet. Zij beschermt met zijn werk de onafhankelijkheid, pluriformiteit en toegankelijkheid van het media-aanbod en ondersteunt daarmee de informatievrijheid. Zij ziet er boven dien op toe dat de publieke en commerciële omroepen niet meer dan twaalf minuten per uur reclame mogen uitzenden.
Het mediagebruik tussen verschillende leeftijdsgroepen verschilt sterk. De generatie die met televisie is opgegroeid – nu 65 jaar en ouder – kijkt dagelijks gemiddeld bijna 4 uur televisie, luistert ongeveer 2,5 uur naar radio en besteedt 42 minuten aan het lezen van een dagblad of aan het gebruik van een online platform. Jongeren vAn 13-19 jaar kijken 1.5 uur televisie, luisteren minder dan drie kwartier naar radio en besteden nog geen 5 minuten aan het lezen van kranten en tijdschriften. Maar jongeren besteden meer tijd aan online platformen met bellen en chatten, gamen, kijken naar online video’s en andere sociale media.

De Canadese communicatiewetenschapper Marshall McLuhan heeft in de jaren 1960 een gevleugelde uitspraak over de media gedaan: “the medium is the message”. Wat je zegt doet er niet toe, wel waarin je het zegt. Het communicatiemiddel drukt een beslissende stempel op de betekenis van de boodschap. Het is bepalend voor de beeldvorming en bewust vorming. Voorbeeld: Nixon kwam op de radio krachtig en sterk over maar op de televisie weifelend. Een variant van de uitspraak is ‘the medium is the massage”: de media hebben een doordringende masserende werking. 

De media worden bij Marshall McLuhan verdeeld in ‘hot’ media, met hoge intensiteit, zoals radio en film en ‘cool’ media met lage intensiteit, zoals televisie en telefoon. Het doel van een medium is om het gewenste effect bij de gebruiker te bereiken en dat verschilt naargelang welk medium wordt ingezet. Informatie overgebracht door televisie heeft een ander effect dan van de radio. Door het verschil in participatievermogen van de kijker of luisteraar is het effect van een ‘heet’ medium anders dan van een ‘koel’ medium.

De kwaliteit van de journalistiek bedreigd


De journalistiek dient kwaliteit te hebben en journalisten dienen zich in hun rollen van waarnemer, analist en commentator verantwoordelijk te gedragen. Er rijzen vele vragen over de kwaliteit van de journalistiek: is de journalistiek in diskrediet; verkeert zij in een crisis? Welke bedreigingen en uitdagingen komen op de journalistiek af? Hoe kan de kwaliteitsjournalistiek in een veranderend medialandschap zich overeind houden? Waaraan moet een hoog kwalitatieve journalistiek voldoen? Welke eisen moeten worden gesteld aan de professionaliteit van journalisten? 

Wat betekenen de eisen aan goede journalistiek nu precies in de dagelijkse praktijk? Zij dient waarachtig of waarheidsgetrouw te zijn: zo zorgvuldig mogelijk bij de werkelijkheid te blijven, zo compleet mogelijk zijn, nauwkeurig zijn: juiste weergave van feiten, citaten. En genuanceerd zijn: belichting van verschillende kanten, hoor en wederhoor, fair tegenover personen en instanties, onbevooroordeeld en onafhankelijk zijn; onderzoeken met open vizier en scheiding tussen feiten en commentaar, streven naar objectiviteit. Voorts controleerbaar zijn, derhalve duidelijkheid over gehanteerde bronnen, en toetsbaar zijn aan eigen uitgangspunten; dit vraagt om openheid van doelstellingen en van de werkwijze van het medium. Goede journalistiek moet actueel (tijdig, snel) zijn. Dit kan de zorgvuldigheid belemmeren. Zij dient relevant voor het publiek te zijn; de aandacht moet in verhouding tot belang van de zaak zijn. Dit roept de vraag op of belangrijke zaken werkelijk aan de orde komen. Zij is toegankelijk en begrijpelijk voor de doelgroep in taal, vorm, stijl, herkenbaar als genre: is er sprake van nieuws, achtergrond, analyse, aanvullingen, commentaar. Zij is controleerbaar door helderheid over gebruikte bronnen. Zij staat open voor kritiek: er is ruimte voor ingezonden brieven, correcties, zo nodig excuus. Er is toegang tot een ombudsman en tot de Raad voor de Journalistiek. Deze kwaliteitseisen kunnen met elkaar in conflict komen en ethische dilemma’s oproepen.

De taak van de journalistiek is onthullen van de waarheid! Dit legitimeert de speciale positie van de journalistiek als waakhond van de democratie. Het gaat er om op professionele wijze verslag van gebeurtenissen te doen en de sociale werkelijkheid kritisch onder de loep te nemen. De kerncompetentie van de journalist is verzamelen, interpreteren en helder presenteren van nieuws en informatie. Het objectiviteitsideaal stelt dat journalistieke informatie feitelijk, neutraal, verifieerbaar, compleet, afstandelijk en evenwichtig moet zijn. De 5 W’s en een H: WAT, WAAR, WIE, WANNEER, WAAROM en HOE (WELKE WIJZE)? 

Nieuws is een sociale constructie. De waarheid in het nieuws is altijd geconstrueerd, gefilterd, gekleurd en vertekend door voorlichters, politici, lobbyisten, belanghebbenden, en ook door journalisten. Journalistiek is een proces van betekenisgeving: het interpreteert dagelijkse de werkelijkheid. Journalistieke informatie en interpretatie brengt een eigen dynamiek aan de werkelijkheid aan. Natuurlijk zijn feiten en het checken van feiten belangrijk. Daarnaast zal de journalistiek de feiten moeten ‘framen’, zodat deze aansluiten bij de belevingswereld van de burger op een manier die voor hem toegankelijk en interessant is. 


‘Fast news’ en ‘slow news

‘Fast news’ dient zich aan. De journalist hoeft daarvoor niet veel te doen, behalve dit nieuws op het juiste moment op de juiste wijze registeren. Dit geldt ook voor ‘breaking news’. Dit nieuws is overal aanwezig. Persbureaus melden dergelijk nieuws, maar er zijn steeds meer aanbieders van dergelijk nieuws, met name op internet. Het is met een muisklik beschikbaar. Twitteren, blogs , gsm-foto’s zijn eveneens aanbieders van mogelijk ‘fast news’. ‘Slow news’ nieuws dat een journalist door eigen arbeid boven water brengt door eigen onderzoek, bronnen tegen elkaar af te wegen, documenten te bemachtigen en te analyseren, undercover te gaan. Het gaat vaak om nieuws wat belanghebbenden het liefst verborgen willen houden. Het gaat om informatie over achtergronden waardoor we tot afgewogen oordeelsvorming kunnen komen en keuzes kunnen maken op allerlei terreinen van ons maatschappelijk en persoonlijk leven. 


Journalistieke tradities


We kunnen enkele modellen van journalistiek onderscheiden:


* De ‘liberale’ of ‘Noord-Atlantische’ traditie of de ‘libertarian theory of the press’ (UK, USA, Ierland, Canada) benadrukt feitelijkheid en neutraliteit in de berichtgeving. Alles moet volledig aan het licht komen. Journalisten moeten onafhankelijk van eigen of andere belangen de werkelijkheid bemiddelen. Berichtgeving en commentaar of opiniëring moeten strikt gescheiden zijn. Er is geen voorkeur voor een bepaald standpunt, maar evenwichtigheid is de norm. De journalist is onderworpen aan redactionele controle, professionele routines en aan de strikte eis van neutraliteit. Professionalisering is (in de V.S.) vooral een zaak van de Schools of Journalism. Ethische besluiten moeten worden overgelaten aan de deskundigheid van de individuele journalist. Deze kan de situatie het beste inschatten en wordt ook in staat geacht moreel de juiste keuzes te maken. De gepolariseerde-pluralistische traditie (mediterrane culturen). In deze traditie mag de journalist juist wel de eigen ideologische voorkeur (van het mediabedrijf) laten doorklinken in het journalistieke werk. Journalisten zijn het verlengstuk of de advocaat van een politieke richting en maatschappijvisie en vaak in felle onderlinge strijd verwikkeld. De journalistiek is minder geprofessionaliseerd. Politici, intellectuelen en literaire auteurs dragen veelal bij aan de publieke informatievoorziening.

* De traditie van het democratisch corporatisme of noord/centraal Europese model (Scandinavië en Duitstalige landen). De Nederlandse journalistiek behoort hiertoe. Er is een meer autonome beroepsopvatting van journalisten. Zij vertegenwoordigen vaak belangen van bepaalde maatschappelijke groeperingen, Er is een zekere parallel tussen journalistieke, politieke en levensbeschouwelijke organisaties (verzuiling). Journalisten laten zich leiden door algemene professionele opvattingen en een verplichting tegenover de samenleving als geheel. Er is sprake van een formele vorm van professionele organisatie en zelfregulering (NVJ, Raad voor de Journalistiek, codes),

* De opkomst van de ‘civic’ of ‘public journalism’ in de jaren 1990: de ‘social resposibility theory of the press’. De journalist is niet de afstandelijke berichtgever maar heeft een rol als advocaat en als verdediger van het algemeen belang. De journalistieke media hebben een faciliterende rol in een ‘civic sociery’. De journalist moet publieke discussies over maatschappelijke problemen faciliteren tussen verschillende sectoren van de samenleving

Bedreigingen van de kwaliteit van journalistiek


Laten we het hebben over de verwijten en bedreigingen die de kwaliteit en professionaliteit van de journalistiek aantasten. De journalist gaat nogal eens op pad met het vooropgezette idee wat het verhaal moet worden. Hij/zij is niet nieuwsgierig en laat zich niet verrassen door de werkelijkheid. Het verhaal dient ter ondersteuning van wat hij al in zijn hoofd heeft. Wat er niet mee spoort, krijgt de lezer niet te zien. Die krijgt een beeld van de werkelijkheid voorgeschoteld dat het volgens de journalist moet zijn.

Verifiëren van informatie is het keurmerk van journalistiek. De journalist checkt te weinig omdat hij er geen tijd voor heeft, of omdat het te moeilijk is om achter de feiten aan te gaan. Er wordt vaak selectief gecheckt. De journalist gaat dan op zijn intuïtie en ervaring af waarbij hij zelf wel beoordeelt of zijn bronnen betrouwbaar zijn.
Omdat er steeds meer en sneller moet worden geproduceerd, komen journalisten er nauwelijks toe om het waarheidsgehalte van hun informatie te onderzoeken (Nick Davies, Flat Earth News, 2008). Brits onderzoek (Universiteit van Cardiff): 70 % van het binnenlandse nieuws in de Britse kwaliteitskranten bleek helemaal of gedeeltelijk gebaseerd te zijn op recyclen van voorverpakte informatie: teksten van persbureau en pr-materiaal. Het was materiaal uit de tweede hand. PR-functionarissen, persbureaus en voorlichters leveren informatie aan die vaak kritiekloos wordt gebruikt. Schaal en raffinement van de pr-sector zijn sterk toegenomen.
Als de journalist niet zeker is van zijn zaak en niet weet of zijn bron wel klopt, zal hij gemakkelijk quotes gebruiken, met name als het lastig is om bepaalde feiten en meningen te checken. Zo wordt de verantwoordelijkheid voor de waarheid afgeschoven naar de bron en moet de lezer het zelf maar beoordelen.

De commercialisering van de media leidt er toe dat journalisten zich – onder druk – laten verleiden om het verhaal aan te bieden waarmee de krant goed verkoopt. Sommige kranten en radio- en zenders zijn hierin sterk. Sensatie, geweld, bedrog en sex verkopen goed als het maar emoties oproept.

Het papegaai-effect: een bepaalde gebeurtenis, zaak of ontwikkeling krijgt plotsklaps veel aandacht. Alle media rennen er achter aan. De lezer, luisteraar en kijken mag het niet missen. Het wordt gemakkelijk gebracht als ‘breaking news’, dat weer even snel kan verdwijnen. Het journaille klopt de ‘hypes’ op en laat er zich door meesleuren. De jacht op de primeur versterkt dit. Als journalisten niet zeker weten of een verhaal klopt, is er nogal eens de neiging het maar niet te plaatsen. Maar als de concurrent of een ander medium het wel opneemt, dan is men snel geneigd om het ook maar aan te bieden om niet achter te blijven. In de krantenwereld: als De Telegraaf (als marktleider) iets publiceert, ontkomen andere kranten en vaak niet aan om het verhaal ook te brengen.

De complexiteit van de wereld om ons heen, de snelheid waarin deze verandert en de onzekerheid van waar het naar toe gaat, maken het voor de professionele journalistiek moeilijk, zo niet onmogelijk om aan waarheidsvinding te doen en hierover het publiek volledig, genuanceerd en snel te informeren.

De krant met zijn journalisten speelt niet meer de samenbindende rol van vroeger. De lezer voelde zich thuis bij zijn/haar krant (‘Toen geluk nog heel gewoon was’). In de tijd van de verzuiling was er zelfs sprake van een bepaalde vorm van geborgenheid. De nieuwe media hebben het vertrouwde journalistieke bouwwerk ondergraven. Fusies van dagbladen hebben er toe geleid dat de lezer verder van zijn krant is komen te staan. De identiteit van de krant heeft plaatsgemaakt van die van ‘een van de media’ waar nieuws en informatie te halen is.

Journalisten hebben tot taak om leugens te weerleggen, misleiding bloot te leggen en propaganda te ontmaskeren. De opkomst van blogs, hypes, you tube, twitters, chatrooms op internet heeft tot een enorm informatieaanbod geleid met grote kansen op informatievervuiling. De journalist moet professioneel om gaan met het aanbod aan informatie uit allerlei bronnen.



Twittermania

De president van de Verenigde Staten Donald Trump heeft van 2009 toen Twitter op de mediamarkt kwam tot 2017 ruim 39.000 twitters - gemiddeld 15 per dag - de wereld in gestuurd. Hij vindt twitteren een geweldige vorm van authentieke, betrokkenen directe communicatie met een miljoenen publiek. Hij heeft geen journalisten van de traditionele media nodig om zijn boodschap te verspreiden. Trump stelt zijn eigen doelen vast, bijvoorbeeld de nieuwsagenda van de media controleren, bepaalde verhalen naar voren brengen of juist weg laten, en de aandacht van iets afleiden of daarop focussen. De tweed met zijn maximaal 140 tekens heeft geen ruimte voor nuance, analyse en discussie over complexe problemen. Tweets hebben vaak een emotioneel gehalte.


De mediagebruiker kan ook zelf oordelen. Hij of zij gaat zelf actief op zoek naar informatie, met name op internet en laat zich minder in zijn opinievorming leiden door hetgeen de media te melden hebben. Het internet is als het ware een warenhuis waarin een ieder wel iets van zijn gading kan vinden. Internet heeft er toe geleid dat de honger naar informatie is toegenomen. Dit daagt de journalistiek uit om zich meer toe te leggen op interpretatie, achtergronden en verklaringen van het nieuws in een bredere context.

Het oude business- en verdienmodel van de media werkt niet meer, met name bij dagbladen wordt de financieel-economische basis om een goed product af te leveren, steeds smaller. Dit holt de mogelijkheden uit om goede journalistiek met professionele journalisten aan te bieden. De inkomsten uit advertenties en abonnementen van kranten dalen voortdurend. Vele traditionele krantenlezers hebben hun abonnement opgezegd; het aantal meelezers per krant neemt toe. De gratis ochtendkrantjes (Metro, Spits, De Pers) ondermijnen de dagbladverkoop. De grote uitgeverconcerns hebben gesneden in de budgetten om de inkomstendaling te compenseren, in plaats van een dam op te werpen om de oplagedaling te keren.

Kwaliteit in en van de journalistiek kan betrekking hebben op het vakmanschap van de journalist als persoon. De journalist heeft kennis van zaken, heeft ervaring, is integer, geïnteresseerde, waarachtig, geloofwaardig, toegankelijk, betrokken, onafhankelijk, hij is bereidheid fouten te erkennen en te herstellen. Kwaliteit is wat volgens journalistieke normen tot stand komt. Dit heeft alles te maken met het professionele karakter van het beroep van journalist, met de mate waarin beroepsorganisaties van journalisten (b.v. met tuchtrechtspraak) controle uitoefenen op de beroepsuitoefening, en met de kwaliteit van de journalistenopleiding zelf.

Kwaliteit heeft alles te maken met het journalistieke proces waarin berichtgeving, achtergronden, analyses en commentaren tot stand komen; we spreken hier van proceskwaliteit. Het journalistieke product is object van kwaliteitszorg; is berichtgeving actueel, volledig, objectief, nauwkeurig, genuanceerd, betrouwbaar, informatief, onpartijdig, relevant, controleerbaar of toetsbaar. De journalistieke organisatie moet van hoge kwaliteit zijn. Zij moet de mogelijkheden en middelen hebben om journalistieke proces- en productkwaliteit en professionele kwaliteit te faciliteren. Op systeemniveau heeft kwaliteit betrekking op het mediabestel en op mediapolitiek en mediabeleid.

Kwaliteitsjournalistiek is van groot belang voor een open, vrije samenleving. De democratie kan niet functioneren zonder publiek debat en zonder goed geïnformeerde burgers. Kwaliteitsjournalistiek moet meer eigen onderzoek doen, gebeurtenissen contextualiseren en de grote lijnen aanbrengen met kritische distantie en duiding, zodat de lezer zelf de verbanden tussen nieuwsgebeurtenissen kan aanbrengen en zelf conclusies kan trekken. Daarvoor zijn onafhankelijke kwaliteitskranten en opiniebladen nodig. Internet is hiertoe niet in staat, omdat er geen structuur zit in de veelvormigheid van informatie en schijninformatie die wordt aangeboden. De zogenaamde ‘burgerjournalistiek’ of civiele journalistiek kan geen hoog niveau van journalistiek garanderen. Professionaliteit van de journalistiek is noodzaak om betrouwbaar te worden geïnformeerd. De dagbladjournalistiek moet haar podiumfunctie goed bewaken en dit vraagt om een hoog professioneel niveau van journalisten. De vraag is of dit niveau - ondanks het hoger beroepsonderwijs in de journalistiek – gewaarborgd is.

Hoe staat de kwaliteit van de journalistiek erbij? Er is veel kritiek op de journalistiek; politici verhelen niet te zeggen dat de kwaliteit van de nieuwsmedia soms belabberd is. Journalisten en hun media zouden er goed aan doen om een goed systeem van verantwoording en externe toetsing van de zorgvuldigheid en integriteit van hun berichtgeving in het leven te roepen. Onjuiste beweringen in de pers zouden moeten worden afgestraft met schadevergoedingen. En: tegen journalisten die zich niet aan de beroepsregels houden, dienen tuchtmaatregelen te worden genomen door hun beroepsvereniging opgelegd.

De Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid heeft in haar studie ‘Focus op functies’ gesteld dat de kwaliteit van nieuws en achtergronden afneemt. Mede omdat de journalistiek steeds meer afhankelijk wordt van economische krachten. De journalistiek laat de kritiek niet aan zich voorbij gaan. Zo heeft het Persinstituut (UvA) in 2005 de Nederlandse Nieuwsmonitor in het leven geroepen om de transparantie van de journalistiek en van het nieuwsproces te vergroten. De Raad voor Cultuur heeft in 2006 zich uitgesproken over de noodzaak om de kwaliteit van informatie te versterken. Hoe beoordeel je de betrouwbaarheid van informatie als iedereen via internet deze kan aanbieden? In 2008 heeft de Stichting Media Ombudsman zich gepresenteerd om journalistieke producties te toetsen aan maatstaven van beroepsethiek en onderzoek te verrichten naar de kwaliteit van de journalistiek. Bij media, m.n, bij kranten is de ombusman een aanspreekpunt voor ontevreden en verontruste mediagebruikers geworden.

Sociale media en journalistiek


Sociale media hebben steeds meer invloed op de journalistiek. Zij verspreiden nieuws gemakkelijk en snel en kunnen grote groepen mensen bereiken. Zij worden niet alleen gebruikt voor het verspreiden van nieuws, maar ook voor het vergaren ervan, niet alleen door de gewone burger, ook door journalisten. De helft va de Nederlandse journalisten geeft aan dat de sociale media een betrouwbare bron van informatie zijn en dat bij het uitoefenen van hun functie de sociale media de belangrijkste informatiebron zijn geworden. De geschreven pers - dagbladen en tijdschriften - genieten in Nederland het meeste vertrouwen; twee van de drie gebruikers vindt dit. Vertrouwen in de televisie is in 15 jaar flink achteruit gegaan: van 75 naar 57 procent die televisie vertrouwt. Een belangrijke factor hierbij is accuraatheid van informatie.

De nieuwe media – sociale netwerken, interactieve wegsites, blogs, twitter, foto- en videosites, in combinatie met smartphones en internet - kunnen door de burger worden ingezet om informatie, nieuws, foto’s en filmpjes te verzamelen, te bewerken en te verspreiden buiten de formele media krant, radio en televisie om. We spreken dan van ‘burgerjournalistiek’. Het zijn geen professionele journalisten die publiceren; iedereen kan er mee bezig zijn. Journalistiek is een vrij beroep; iedereen kan zich journalist noemen. Voorbeelden zijn de ínformatiestromen over revoluties, aanslagen, natuurrampen, protesten. De voorstanders ervan wijzen op het participatieve, democratische en emancipatorische en soms ideologische gehalte en op de functie van aanvulling en correctie van de traditionele journalistiek. Internet heeft de burgerjournalistiek gestimuleerd. De kritiek er op is dat zij ongeregeld is, subjectief en onsamenhangend is en niet de kwaliteit zou hebben van de professionele journalistiek. Een van haar kwaliteiten is controleerbaarheid van de feiten, van waarachtigheid, volledigheid, betrouwbaarheid en van hoor en wederhoor. Professionele journalisten kunnen hierbij evengoed gebruik maken van de sociale media als de ‘burgerjournalisten’.

Burgerjournalistiek is een grondrecht, erkend in artikel 19 van de Universele verklaring van de rechten van de mens: “Ieder mens heeft het recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven”. De eis van professionele status door opleiding en certificering verandert hier niets aan.

Gezonde concurrentie tussen media levert betere journalistiek: meer onderzoeksjournalistiek, betere bezetting van redacties, meer bronnen en een gevarieerde berichtgeving. Maar te veel concurrentie tast de kwaliteit aan en leidt tot journalistieke vervlakking, omdat de inkomsten dalen, daardoor investeringen achterblijven en de bezetting van redacties kleiner wordt vanwege kostenreducties. De verleiding is dan groot om ‘ready made’ of ‘prefab’ kopij in te kopen waardoor kranten steeds meer op elkaar gaan lijken. Of zij maken gebruik van een centrale redactie voor een belangrijk deel van de rubrieken die voor aangesloten kranten identiek is waardoor een vorm van ‘luie journalistiek’ ontstaat.

De basisprincipes van pluriformiteit van de media zijn recht op informatie, bescherming van de vrijheid van meningsuiting, bescherming van journalistieke standaarden en de onafhankelijkheid van toezichthouders zijn in Europa goed gewaarborgd. Nederland heeft na Duitsland het laagste risicoprofiel op dit vlak. De invloed van de politiek op de media door subsidies, aanbod van nieuwsdiensten en politieke inmenging is in Nederland zeer gering. Het risico van aantasting van de pluriformiteit is het gevolg van marktconcentratie van eigendom van de media waardoor de concurrentie wordt uitgehold.

De mediamonitor van 23 april 2008 meldde dat journalistiek zo langzamerhand verandert in een grote kopieerfabriek. Media nemen in groten getale berichten van elkaar, van persbureaus en van bedrijven en overheden over. Zonder controle en zonder zelf nog eens op onderzoek uit te gaan. We zien dat al lang bij de gratis kranten. Uit Brits onderzoek naar dit verschijnsel, is gebleken dat zelfs kwaliteitskranten zoals The Times en The Guardian de helft van de berichten volledig of hoofdzakelijk gebaseerd is op kopij van persbureaus, bedrijven en organisaties. De reden waarom dit gebeurt is de sterk gestegen werkdruk van journalisten die steeds meer pagina’s moeten vullen.

Instrumenten om de journalistieke kwaliteit te bevorderen

Er zijn verschillende instrumenten die kunnen worden ingezet om de kwaliteit van het journalistieke proces en product te verbeteren. Ze kunnen naast elkaar worden gebruikt. Het Dossier Kwaliteit van Villamedia noemt:

* Zelfregulering. Hier speelt de mate van professionalisering een grote rol. De journalistiek voldoet (in Nederland) niet aan de eisen van een professie. Professionalisering als doel voor de journalistiek is zelfs omstreden. Er is eerder sprake van een semiprofessionele beroepsgroep.

* Voorschriften, zoals een wettelijk verbod op smaad, een redactioneel stijlboek dat verbiedt de etniciteit van daders te vermelden, of een recht van weerwoord. Gedrag wordt geëist of verboden, voorzien van sancties.

* Voorzieningen waardoor bepaald gedrag wordt gefaciliteerd of belemmerd. Voorbeeld: een ethische commissie waarop een beroep kan worden gedaan, rectificaties mogelijk maken.

* Economische prikkels: beloningen en materiële straffen, prijzen.

* Communicatieve instrumenten: bevorderen van kennis om een bepaalde handelswijze te bevorderen of te ontmoedigen.

* Media accountability: het afleggen van verantwoording door nieuwsmedia aan de maatschappij over hun functioneren en over de geleverde producten en diensten.

* ‘Empowerment’ van het publiek: het publiek wordt op een of andere manier betrokken bij het proces van kwaliteitsbewaking in de journalistiek. Heeft het publiek hiervoor wel belangstelling?

* Wetgeving en de rol van de overheid. B.v. journalisten moeten een verplichte opleiding volgen met een door de overheid gecontroleerd examen.

* Marktwerking: concurrentie leidt tot hogere kwaliteit (hogere klantwaarde). Het gaat om uitoefenen van economische druk (kijkcijfers, oplagen).

* Rechtspraak en jurisprudentie: burgerrechter, Raad voor de Journalistiek.

Professionalisering


Is er bij het beroep van journalist sprake van een professionele status van het beroep, zoals dat wordt toegekend aan de originele professionele beroepen: advocaat, arts, accountant, notaris, deurwaarder, financieel adviseur? Een professionele beroepsstatus impliceert:

* Een theoretische basis van kennis waarop de praktische beroepsuitoefening is gebaseerd. Er zijn HBO-opleidingen voor journalistiek. Er is geen verplichte na- en bijscholing, evenmin van een puntensysteem dat daartoe aanzet.

* Een professionele cultuur waarin een complex van waarden, normen, gedragsregels of een ethische beroepscode is vervat waaraan de beroepsbeoefenaar zich dient te houden ten opzichte van zijn cliënten, collega’s en de samenleving. De beroepsbeoefenaar moet meestal een eed afleggen.

* Een dwingende mogelijkheid tot sanctionering bij afwijking van die waarden, normen en gedragsregels die schadelijk is voor de belanghebbenden. Dit vraagt om tuchtrechtspraak! De Raad voor de Journalistiek in Nederland kan geen dwingende sancties opleggen aan journalisten die zich volgens haar niet professioneel gedragen of onprofessioneel handelen.

* Een sterke beroepsorganisatie die de belangen van de beroepsgroep intern en extern behartigt. De professionele beroepsorganisatie oefent controle uit op toetreding tot het beroep, zodat het aantal beroepsbeoefenaren gelimiteerd is. De professionele beroepsorganisatie stimuleert nieuwe kennis op haar vakgebied en zorg voor verspreiding van die kennis onder de beroepsgenoten.

Journalist is een vrij beroep; iedereen kan zich journalist noemen. De Nederlandse Vereniging van Journalisten heeft haar eigen opvatting hierover. Iemand die zich journalist noemt kan alleen lid worden als hij/zij uit werkzaamheden in de journalistiek een aanmerkelijk deel van zijn inkomen haalt. De NVJ is met haar huidige functioneren een vakbond; zij is dan ook lid van het FNV. Zij is geen organisatie van professionele beroepsbeoefenaren in de klassieke betekenis. 

Het journalistenberoep kan met het oog op de genoemde kenmerken zich semi-professioneel noemen: een aantal kenmerken van de professionele status zijn geheel of ten dele aanwezig. Bij de journalistiek is er geen registratieplicht. Er is geen beroepseed en er hoeft geen beroepscode te worden onderschreven, terwijl die er wel zijn, ook in internationaal verband. Er is geen verplicht lidmaatschap van een beroepsvereniging, (NVJ) en er is geen sprake van dwingend tuchtrecht. Er is weinig onderlinge controle op de journalistieke activiteiten onder de journalisten zelf. Rest een of andere vorm van zelfregulering aan de hand van Codes voor het journalistiek handelen. Niet een bescherming van het beroep van journalist is daarbij uitgangspunt maar ethiek van journalistiek handelen.

Thomas E. Patterson heeft in zijn boek “Informing the news. The need for knowledge-based journalism." (2013) een journalistiek bepleit die gebaseerd is op kennis. Dit vraagt van journalisten dat zij zich verder moeten professionaliseren, met name langs twee sporen. In de eerste plaats zouden journalisten zich moeten ontwikkelen tot inhoudelijke experts. Opleidingen hebben hier een belangrijke taak. Zij moeten zich richten op het ontwikkelen van inhoudelijke specialistische expertises voor de politieke, financieel-economische, wetenschapsjournalistiek, en dergelijke. Multidisciplinariteit is van belang dat in een complexe wereld met turbulente veranderingen meerdere invalshoeken simultaan moeten worden benut om te weten wat er aan de hand is en hoe het in elkaar zit. In de tweede plaats moeten journalisten meer kennis hebben van de manier waarop je mensen het beste informeert over zaken die daadwerkelijk voor hen van belang zijn en die zij kunnen begrijpen.

Peter Verweij heeft in de Nieuwe Reporter van 24 februari 2012 gepleit voor uitbreiding van de journalistenopleiding naast het ‘doe-onderwijs’, gericht op het aanleren van vaardigheden, meer aandacht te besteden aan theoretische verdieping en analyse van de kennis over politiek, economie, recht, geschiedenis en massacommunicatie.

Digitalisering in de journalistiek stelt eveneens eisen aan de opleiding. Jo Bardoel, hoogleraar Journalistiek en Media aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Radboud Universiteit stelt dat digitalisering er toe leidt dat er op redacties meer convergentie zal plaatsvinden waarbij de scheidsmuren tussen de traditionele en nieuwe media doorbroken worden. Dit betekent productie van multimedia ‘content’ voor verschillende platformen, werken in teams met verschillende vaardigheden dat vraagt om ‘multiskilling’. Het productieproces op de redacties verandert en dat vraagt een nieuwe manier van leiding geven. Kennis van de ‘economie van de redactie’ is daarbij nodig.
Digitale ‘story telling’ vraagt om een nieuwe grammatica voor digitale verhalen. Datajournalistiek, het werken met grote hoeveelheden informatie van het web en uit databanken doet een beroep op nieuwe kennis en vaardigheden. En de inzet van social media en betrokkenheid van het publiek kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de journalistiek.



Gehackte informatie


Het is moeilijk om van gehackte informatie de betrouwbaarheid te controleren. Is de bron te vertrouwen. Ken je de motieven, is er sprake van manipulatie? Welke belang is met publicatie gediend?

Dataverzamelingen

Een nieuw fenomeen in de journalistiek zijn de enorme dataverzamelingen. Om daar greep op te krijgen moeten media samenwerken. Nieuwsgaring, duiding en [presentatie worden dan een gezamenlijk product. Voorbeelden Panamapapers, Football Leaks.


Journalistieke codes


We maken onderscheid tussen algemeen geldende journalistieke normen die bepalend zijn voor de journalistiek ‘an sich’ en waaraan iedere journalist zich moet houden, maatschappelijke normen waaraan journalisten zich net zo goed moeten houden als alle andere (rechts)personen (b.v. bescherming van privacy) en contextuele journalistieke normen waarover journalisten van mening kunnen verschillen.

Journalistieke codes leggen professionele waarden en normen vast, als richtsnoer of als voorschrift voor het dagelijkse journalistieke handelen: de do’s en dont’s van de journalistiek. Deze codes worden opgesteld door de professionele beroepsgroep in haar geheel, gerepresenteerd door nationale of internationale vertegenwoordigende organisaties, of door afzonderlijke redacties. Ze hebben tot functie om de kwaliteit van de journalistiek te bevorderen en het ethisch gedrag van journalisten te versterken. Van der Wurff en Schönbach (2011) hebben onderzoek gedaan (de Amsterdam School of Communication Research, Universiteit van Amsterdam) naar de effectiviteit van journalistieke ethische codes als instrument om de kwaliteit van de journalistieke nieuwsvoorziening te bevorderen. Uit het onderzoek komt naar voren dat codes vooral een symboolwaarde hebben. Zij brengen de ethische cultuur op een redactie tot uitdrukking. Hun daadwerkelijke impact hangt af van de houding van de redactionele en organisatorische leiding (management) ten opzichte van ethische vraagstukken. Dit verwijst naar de vraag hoe het zit met het kwaliteitsbeleid op redacties. Onderwijs in journalistieke ethiek is een relatief belangrijk en effectief instrument. In Nederlandse opleiding voor de journalistiek wordt daaraan op verschillende manieren aandacht

Journalistieke normen zijn terug te vinden in journalistieke codes zoals de Code voor de Journalistiek van het Genootschap van Hoofdredacteuren (2008), de leidraad van de Raad voor de Journalistiek (2008), Declaration of Principles on the Conduct of Journalists, of de Code van Bordeaux van de International Federation of Journalists en redactionele codes als reglement en als verwijzer.

In geen enkele code wordt geen melding gemaakt van de norm ‘begrijpelijkheid van de berichtgeving’. De norm ‘transparantie naar het publiek toe’ wordt alleen genoemd in de Code voor de Journalistiek. Bij transparantie gaat het om het inzicht in hoe journalistieke berichtgeving tot stand komt en hoe daarbij met journalistieke en maatschappelijke normen wordt omgegaan. Deze norm is belangijker geworden door de opkomst van nieuwe media en online berichtgeving. Omdat het publiek geëmancipeerd is, kritischer en wantrouwender wordt, wil het weten hoe journalistieke berichtgeving tot stand komt. Online media versterken dit.

Er is meer belangstelling voor (gedrags)codes ontstaan door het oprekken van journalistieke normen onder invloed van verschijnselen als undercover journalistiek, reality-tv, infotainment en door discussies over de macht van de pers (Frankrijk); de groeiende kloof tussen journalistiek en publiek (V.S.) en door de vraag om meer uitgebreide gedragscodes naast de bestaande codes die te weinig houvast bieden (Nederland). Wat hebben we aan codes die voor journalistiek handelen gedrag richtinggevend zijn?

De Code voor de Journalistiek (2008) stelt in haar preambule: “Een betrouwbare en pluriforme journalistiek is van het grootste belang voor de democratische samenleving, die niet goed kan functioneren zonder geïnformeerde burgers en een vrije uitwisseling van ideeën. In die open samenleving komt de journalist het recht op vrije nieuwsgaring toe, én de verantwoordelijkheid het nieuws waarheidsgetrouw, onafhankelijk, fair en met open vizier te brengen” (Dit is uitgewerkt in 28 normen). In de Toelichting wordt aangegeven voor wie deze code is bedoeld. We lezen: “De journalistiek is een vrij beroep. Het staat open voor iedereen, ongeacht of hij een professionele scholing of training als journalist heeft gehad en ongeacht of hij met zijn werkzaamheden een inkomen verdient. De Code voor de Journalistiek beoogt niet een toets te zijn voor de vraag of iemand zich journalist mag noemen, maar geeft ethische normen voor journalistiek handelen”.

De gedachte wint terrein dat media zelf gedragsregels voor journalistiek handelen opstellen. Verschillende dagbladredacties hebben een eigen code ontwikkeld (De Limburger, NRC Handelsblad). In het vakblad De Journalist is een interessante discussie geweest over de wenselijkheid om de gedragscodes al dan niet scherper aan te zetten. (Deze discussie kan worden gevolgd in de website
www.villamedia.nl – Dossier Kwaliteit).

Sinds 1960 is er de Raad voor de Journalistiek die zich richt tot iedereen die als journalist redactioneel werk verricht voor een publiciteitsmedium. De Raad beoordeelt naar aanleiding van een klacht over een journalistieke uiting of gedraging de grenzen zijn overschreden, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid en maatschappelijke aanvaardbaarheid. Zij heeft een Leidraad opgesteld die normerend is voor het gedrag van journalisten. Deze Leidraad is gebaseerd op de Code van de Internationale Federatie van Journalisten (Bordeaux 1954, Helsingör, 1986), op de Gedragscode voor Nederlandse journalisten, opgesteld door het Genootschap van Hoofdredacteuren (2008) en op uitspraken van de Raad voor de Journalistiek.

De Leidraad geeft aanwijzingen voor de journalistieke werkwijze: journalist handelt met open vizier, hoe om te gaan met bronnen, wederhoor, privacy, financieel-economische berichtgeving, embargo, interviews, inzage vooraf. En op hoe om te gaan met columns, cartoons en recensies, beeldmateriaal, ingezonden brieven, reacties op websites en rectificeren. De algemene standpunten in deze Leidraad laten onverlet de juridische verantwoordelijkheid van de journalist, die voortvloeit uit onder meer artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens, de Nederlandse wetgeving en de daarop gebaseerde jurisprudentie.

In december 2009 ging het toenmalige kabinet akkoord met een wettelijke regeling bronbescherming journalisten. Daarmee wordt het verschoningsrecht voor professionele berichtgevers wettelijk vastgelegd. De bijzondere positie die journalisten in het publieke debat innemen werd daarmee erkend. Al degenen die met professionele berichtgeving bezig zijn, kunnen een beroep op bronbescherming doen. Er is geen onderscheid tussen oude en nieuwe media. Wel is van belang of de publicatie bedoeld is voor openbaarmaking op ruimere schaal. Centraal staat de activiteit van de journalist, voor wie bronbescherming nodig is. Het gaat om gegevens die hem ter openbaarmaking zijn toevertrouwd in de uitoefening van zijn beroep, in het bijzonder bij het verzamelen van informatie met het oog op berichtgeving.

Degene die publiceert heeft een eigen civielrechtelijke verantwoordelijkheid voor de juistheid en inhoud van zijn publicatie. Bronbescherming is geen absoluut recht. Er kan een inbreuk op waarden gemaakt als een zwaarder wegend belang - de nationale veiligheid of een zeer dringend opsporingsbelang - in het geding is. De rechter bepaalt uiteindelijk of er terecht een beroep op bronbescherming is gedaan. De rechter kan daarbij ook afgaan op ethische beroepsregels die in de journalistiek worden gehanteerd, b.v. is een bewering van een journalist behoorlijk onderbouwd, is informatie nagetrokken en wordt zij uit andere bronnen bevestigd en is hoor en wederhoor toegepast. Voorts is gesteld dat dwangmiddelen tegen journalisten (gijzeling) terughoudend worden toegepast.

Codes hebben vooral een symboolwaarde door de ethische cultuur op de redactie tot uitdrukking te brengen. Hun invloed hangt af van hoe serieus de redactionele en organisatorische leiding ethische vraagstukken neemt. Codes kunnen van belang zijn om expliciet te maken waar journalisten aan moeten voldoen. De houding van hoofdredacteuren en managers is hier van belang. De cultuur van de organisatie heeft een sterke invloed op de ethische besluitvorming binnen organisaties. Collega’s hebben een sterke impact op de ethische besluitvorming.

De meeste invloed hebben uiteindelijk de collega’s en superieuren op de redactie. De redactionele cultuur en werkvloer vormen de professionele waarden en overtuigingen van journalisten, gevolgd door die van de nieuwsorganisatie en van de professie. Journalisten kunnen in de regel de kwaliteit van hun werk moeilijk inschatten, in tegenstelling tot andere professionele beroepen. Het ontbreekt hen aan ‘evidence based practices’. De eigen collega’s zijn bij de beoordeling van kwaliteit een belangrijke referentiegroep. Er is weinig bewijs dat raden voor journalistiek de normen versterken. Ombudsmannen zijn aanspreekpunten voor het publiek en zijn boodschappers van het publiek naar de redactie toe. Mediareporters hebben niet zoveel effect op hun collega’s. Wetgeving en rechtszaken hebben veel invloed: journalisten passen na rechtszaken dikwijls hun werkwijzen aan omdat zij psychologische, praktische en financiële kosten van gerechtelijke procedures liever uit de weg gaan. Onderwijs in journalistieke ethiek heeft een positief effect op de kwaliteit van de journalistiek.

De toekomst van de krant: papier of digitaal Welke gevolgen heeft de digitalisering op het medialandschap en op de journalistiek? Papieren kranten ondervinden er de gevolgen van; het oude business model waarbij de inkomsten uit advertenties ongeveer de helft van de totale inkomsten waren, staat ter discussie. Maar dat geldt ook voor de kosten en uitgaven. Online nieuws verdringt het papier en de adverteerders volgen massaal. Tom Cochez van het Belgische Apache, een digitale nieuwssite, wijst er op dat de structuren waarbinnen journalisten werken fundamenteel wijzigen. Dit heeft te maken met de aard van het traditionele businessmodel van papieren kranten. De kosten van het maken van een papieren krant zijn voor het grootste deel niet-journalistiek: papier, dure drukpersen, inkt, distributiekosten. Samen zijn ze hoger dan de redactionele kosten. Een krant van journalistieke inhoud voorzien is een stuk goedkoper dan die krant drukken en verspreiden. Die kunnen worden bespaard bij een digitaal platform. Er kan dan meer geld aan de journalistiek worden besteed. Bovendien biedt het internet meer technische mogelijkheden om verhalen te illustreren, data te verwerken en artikelen te verrijken met audio en video en kan er gemakkelijker met abonnes worden gecommuniceerd. Het probleem zit vooral aan de inkomstenkant; advertenties online brengen minder op. En betalen voor digitaal nieuws is nog geen gemeengoed.

De dagbladindustrie maakt geen haast met de omslag van papier naar digitaal; dit proces verloopt traag. Het is niet alleen een kwestie van economie en geld, maar ook van cultuur. Zo lang er op een of andere manier de papieren krant subsidie ontvangt (via btw en posttarieven), is de noodzaak om naar een nieuwe businessmodel te werken minder dringend.

Cochez stelt vast dat krantenuitgevers binnen het oude businessmodel kosten besparen door schaalvergroting waarbij meerdere kranten gebruik maken van een gezamenlijke binnen- buitenlandredactie en bijlagen De differentiatie van krantentitels richt zich dan op de uniciteit van het regionale nieuws. Digitalisering van kranten roept nieuwe concurrenten op. De digitale kostenstructuur werkt drempelverlagend; het is gemakkelijker om een krant te beginnen dankzij het internet. Voorbeelden zijn De Correspondent, Follow The Money in Nederland en Apache in België, The Huffington Post en Buzzfeed in de Verenigde Staten. Digitale kranten richten zich vooral op onderzoeksjournalistiek. De internetkrant The Huffington Post van Arianna Huffington concurreert met de Chicago Tribune. Zij bouwden een site met de beste bloggers in Chicago. Jeff Jarvis in zijn boek ‘Wat zou Google doen?’ voorziet een transitie van Container > Content > ‘Link’, of van het fysieke product > kwaliteit van de inhoud en beheren van de inhoud als focus > online-verbindingen in een nieuwsnetwerk.

De ‘linkeconomie’ stelt specifieke eisen: je moet unieke content produceren met duidelijke waarde. Je moet je openstellen, zodat Google en de wereld jouw content kunnen vinden. Als je niet opzoekbaar bent, wordt je niet gevonden. Je moet ‘links’ en publiek krijgen ( meestal met adverteerders). Je moet ‘links’ gebruiken om nieuwe toepassingen te bieden: ‘doe wat je het beste kunt’ en ‘link’ naar de rest. Zoek mogelijkheden om waarde te creëren boven op deze linklaag; het gaat om het beheer van de beste content en om een infrastructuur die het mogelijk maakt dat de ‘link’ gevonden kan worden; de advertentie-netwerken zijn er om geld te verdienen.

Kortom: kranten moeten met deze transformatie naar digitaal zichzelf opnieuw uitvinden. Ze moeten zich bezinnen hoe ze over zichzelf denken en te werk gaan, hoe ze zich verhouden tot het publiek en hoe ze geld kunnen verdienen met een nieuw business model. Dit betekent dat de regels van Google op kranten moeten worden toegepast:

* Van fysiek naar digitaal. De kranten dachten dat hun concurrentiepositie zat in het bezitten van de middelen tot massaproductie en distributie. Deze infrastructuur is een ondraaglijke kostenlast geworden. Uiteindelijk zullen de persen worden stopgezet. Geen papier meer!

* Denk gedecentraliseerd! Nieuwsorganisaties kunnen er niet langer op vertrouwen dat de wereld hen wel opzoekt. Mensen vinden zelf een weg naar het nieuws via blogs, aggregators als Google News en Daylife, gezamenlijke nieuwssites als Digg, Feeds op Facebook en Twitter, toepassingen op mobiele telefoons. Nieuwsorganisaties moeten content aanbieden aan netwerken van sites, hun nieuws naar de mensen brengen.

* Wees een platform, sluit je aan bij een netwerk en werk samen! Voor een krant zou dat kunnen betekenen dat je het publiek vraagt en mobiliseert bij het verwerven en verwerken van nieuws en achtergronden en het ontwikkelen van ‘communities’.

* Luister goed naar het publiek. Wat wil het publiek weten; waarover willen publieksgroepen worden geïnformeerd? Laat het publiek aan journalisten opdrachten geven van wat ze moeten doen. Dit zet de relatie tussen journalist en publiek op zijn kop. Er zit veel kennis bij het publiek.

* Internet doodt inefficiëntie! In de oude situatie zijn er op een redactie te veel redacteuren voor hetgeen er geproduceerd wordt; er is sprake van een te lage arbeidsproductiviteit op redacties.

* Van massa naar niche: redacties moeten zich richten op specifieke doelgroepen die reeds goed geïnformeerd zijn. Het krantenbedrijf moet niet slechts één product – de krant – maken. Het moet een gedifferentieerd aanbod doen aan niches met cross media producten. Een krant kan platformen creëren waar buurten, steden, scholen, clubs informatie uitwisselen; journalisten kunnen daaruit nieuws destilleren.

Conclusie: de krant zal samenwerken met bloggers, communities, ondernemers, burgers die nieuws verzamelen en uitwisselen en hen ondersteunen. Er zal een apparaat op de markt komen waarop we elke dag de krant kunnen lezen. Dan verdwijnen de dure productie- en distributiemethoden. Zij worden vervangen door het downloaden van de krant tegen betaling van enkele dubbeltjes. 

Persvrijheid


In zijn jaarrapport Freedom of the Press 2010 van Freedom House werd geconcludeerd dat vijf van de zes mensen in een land wonen zonder vrije pers. Van de 196 onderzochte landen werden slechts 69 landen als vrij beoordeeld. Het beste is de situatie in Zweden, Noorwegen, IJsland en Finland. Nederland noteert een elfde plaats.

Wereldwijd zitten er honderden journalisten in gevangenissen, aldus Reporters Sans Frontières, Er zijn in de samenleving steeds krachten aanwezig die proberen te verhinderen dat de journalistiek haar taak goed kan uitvoeren. Persvrijheid kan gemakkelijk worden bedreigd. Er zijn personen en groepen die zich vijandig opstellen tegenover een vrije pers, omdat die hen onwelgevallig kan zijn.

Persvrijheid is altijd betrekkelijk geweest. In de tijd van de verzuiling werden journalisten geacht volgens de waarden en normen van hun zuil te werken. Toen de zuilen werden gepacificeerd en toe nieuwe technologie het mogelijk maakte snel en overal informatie vandaan te halen en te verspreiden, werd de journalistiek machtiger en ook brutaler. Voorbeelden: de hele wereld kon toekijken hoe de Berlijnse muur verkruimelde. Tijdens de Golfoorlog van 1991 zorgde de media voor de no fly-zones voor de Koerden in Noord-Irak. 9-11 werd op de televisie gevolgd. Maar de pers kreeg geen toegang tot Srebrenica.

Vanuit de discussie over de professionele status van de journalist als beroepsbeoefenaar, gaat het steeds of het journalistieke beroep wel of niet begrensd moet worden. Binnen en buiten de journalistiek is er in Nederland geen consensus hierover. Het thema over wat wel en niet journalistiek is en wie en wat een journalist is raakt een breder thema: de persvrijheid.

De Nederlandse Vereniging van Journalisten staat pal voor de persvrijheid en voor de vrijheid van nieuwsgaring. De media moeten zo ongehinderd mogelijk informatie kunnen verzamelen en verspreiden. De NVJ pleit voor vrije nieuwsgaring op publieke plaatsen en vindt dat journalisten toegang moeten krijgen tot relevente documenten. Zij moeten de vergaarde informatie zonder bemoeienis van overheid en uitgevers kunnen publiceren. De NVJ wil voorkomen dat de geloofwaardigheid en de neutraliteit van de pers door ingrepen van overheid of anderen wordt bedreigd. Een voorbeeld is de inbreuk op de bronbescherming. Jaarlijks raken duizenden journalisten in de wereld door hun vak in de problemen. Camera’s en computers worden vernield om te verhinderen dat zij hun nieuws wereldkundig maken. Organisaties als Reporters Respond, Free Voice en Press Now ijveren voor een vrije journalistiek: de luis in de pels, of de angel in het vlees van machthebbers.

3 mei is de Dag van de Persvrijheid. Waar de persvrijheid eindigt, begint de tirannie!


Overleven in de InformatiemaatschappijDe zogenaamde informatisering van de maatschappij en van ons leven raakt ieder van ons. We worden elke dag overspoeld met informatie: kranten, radio, televisie, tijdschriften, weekbladen, huis-aan-huisbladen, ladingen reclamefolders. Internet met al zijn mogelijkheden (honderdduizenden weblogs) heeft dit proces enorm versterkt. Internet – het netwerk van miljoenen computers, gigantische geheugens en dataverzamelingen, met multimediatoeters en –bellen, met plaatjes, filmpjes (You Tube), geluiden, kreten en steeds maar nieuwe snufjes – roept de vraag op: wat moeten we er eigenlijk mee? Internet heeft er toe geleid dat de traditionele massamedia – kranten, radio en televisie – zich over hun functie zijn gaan beraden. Zij zijn grote gebruikers van internet en zij zijn aanbieders internet-informatie. Elke krant, elke omroep heeft een of meer internet-sites.

De oorsprong van WWW (World Wide Web) ligt bij de Amerikaanse defensie. Om bij nucleaire aanvallen te voorkomen dat dit communicatienetwerk wordt uitgeschakeld, wordt de (militaire) informatiestroom omgeleid. Mocht er een machine plat gaan, dan zoekt de informatiestroom een op weg elders over het netwerk. Dit geldt ook voor het civiele gebruik van het net. De vraag rijst of het enorme aanbod informatie niet leidt tot een info-inflatie als er grote hoeveelheden ongestructureerde en onsamenhangende informatie over ons worden uitgestort. Worden wij of zijn wij al verworden tot zappers: van zender tot zender, van krantenpagina naar krantenpagina, van internetsite naar internetsite?

Worden we wel wijzer van dit alles, of blijft het bij het oppervlakkig kunnen meepraten over van alles en nog wat. Info-inflatie, informatie-overbelasting, informatiechaos en informatie-stress horen bij de informatiemaatschappij. Wetenschappers die zich met deze verschijnselen bezig houden kunnen worden ondergebracht in drie categorieën:

* De optimisten die door de nieuwe media - naast de bestaande - een verheffing van de mens zien, omdat hij overal kennis van kan nemen. Informatie is niet meer voorbehouden aan een bepaalde culturele elite. Informatie is gedemocratiseerd. De pessimisten die zien gebeuren dat mensen de weg kwijt raken in het overaanbod van informatie. De mens gaat leiden aan het ‘Anti-informatie Deficiëntie Syndrom (Postman)’: ons informatieafweersysteem is kapot; wij nemen alles weerloos aan en op. We kunnen ‘echt, betrouwbaar, waarachtig’ niet meer van ‘rommel, rotzooi, fake’ onderscheiden. Het ontbreekt aan kaders voor zingeving.

* De relativisten: ‘mensen zijn toch geen kippen zonder kop’. Zij laten informatie waarmee zij niets kunnen gewoon langs zich afglijden? Zij zijn toch wel in staat op een of andere manier zich niet al te veel van de wijs te laten brengen.

Ik sluit mij aan bij deze laatste categorie: die van de relativisten en ik maak hierbij de volgende kanttekeningen. We weten uit de psychologie dat een mens maar een beperkte hoeveelheid informatie kan verwerken. Vanwege het enorme aanbod maakt hij bewust of onbewust keuzes: wat zal ik lezen, waar zal ik naar kijken, waar wil ik naar luisteren? Horen, zien en luisteren – afzonderlijk of in combinaties – houdt ons op de hoogte, informeert ons over achtergronden en helpt ons om bepaalde beslissingen te nemen. Maar het kan ook te veel worden. Er is sprake van een overaanbod, dus moeten we met onze beperkte mogelijkheden om informatie op te nemen en te verwerken, keuzes maken. Veel informatieaanbod betekent nog niet dat wij beter op de hoogte zijn. De mogelijkheden zijn er volop. Moeilijke zaken, ontwikkelingen en vraagstukken worden elke dag door experts uit de doeken gedaan. Maar experts kunnen met hun tegengestelde meningen ook voor verwarring zorgen.

Veel mensen hebben de neiging om te kiezen voor en aan te sluiten bij de opvattingen van de opinieleider, expert, analist en commentator, die het meeste met de eigen opvattingen en vooroordelen overeenkomen (selectieve perceptie en voorkomen van dissonantie). Zij willen alleen maar informatie wanneer dat op een bepaald moment relevant is. Daarom gaan we snel door de krant heen (koppen snellen), zappen we op de televisie en laten we tijdschriften soms een tijd liggen. Boeken laat ik hier buiten beschouwing. Het probleem schuilt in het te grote aanbod met de noodzaak om keuzes te maken en te beoordelen wat wel en niet betrouwbare en geloofwaardige informatie is. Het overaanbod kan er ook toe leiden dat men het voor gezien houdt en er zich van afkeert. 

Is de journalist te koop?


De oorlogsverslaggever Arnold Karskens, heeft in zijn boek Journalist te koop. Hoe corrupt zijn onze media? (2016) een twintigtal journalisten geïnterviewd over de bedreiging van de onafhankelijke journalistiek. De individuele journalist staat zwaar onder druk door de oprukkende commercie, bezuiniging op redactiebudgetten indoctrinerende denktanks, redactionele lafheid en terreurdreigingen. De kernvraag van Karskens is of journalisten ‘te koop’ zijn; hoe integer zijn zij? Het gaat hier om de kwaliteit van de journalistiek in het algemeen en van de journalist in het bijzonder. Enkele opmerkelijke uitspraken illustreren de kritische opstelling van de geïnterviewde journalisten. 

* “…journalisten proberen misschien objectief en eerlijk bericht te doen, maar blijken aan de andere kant vatbaar voor het projecteren van hun eigen idealen in het onderwerp”. (Martin Sommer).

* De journalistiek was in het recente verleden nogal eens een hulpje van de autoriteit. “Er zijn belangen en dan houd je je mond”. “Je kunt niemand meer vertrouwen. Op een of andere manier wordt je voor de gek gehouden”, zegt Henk Hofland die opmerkt dat er bij journalisten ontzettend veel ontzag voor de macht bestaat.

* Stan van Houcke: “….mensen die de massamedia volgen menen dat ze geïnformeerd zijn. Ze beseffen niet dat de ‘’vrije pers’’ de gevestigde orde steunt en dat ze als consumenten worden volgestort met propaganda”. Hij onderstreept de opvatting van Milan Kundera in The Unbearable Lightness of Being: ‘’Als je een zo groot mogelijk publiek wil bereiken moet je mensen behagen. Dan moet je ze geen controversiële zaken vertellen die hun wereldbeeld op losse schroeven zetten”. “Het denken van een journalist moet tegen de stroom in gaan. Die moet aan alles lak hebben. Een democratie werkt alleen maar als er tegenspraak is, en als de macht werkelijk kritisch wordt gevolgd.’’
Journalisten zijn ‘embedded’; ze zijn namelijk onderdeel van de gevestigde orde en de macht geworden. Hoe zit het met de betrouwbaarheid van de berichtgeving bij “embedded” journalistiek?

* Jan Roos (GeenPeil) : “De basis van de Nederlandse journalistiek is slap, laf en politiek correct. Op tenen gaan staan en harde dingen roepen om ze uit de tent te lokken is volgens mij “part of the job”. Hij stelt dat een interview per definitie vooringenomen is: je insteek, je bronnen omdat je iets wil maken met een idee erachter. Het gaat dikwijls om journalistiek activisme. Hij heeft het over de meningcratie: kranten die hoofdzakelijk uit columns bestaan en weinig nieuws.
“De journalistiek is ongeloofwaardig geworden. Dat betekent dat de grip van de journalistiek ook steeds kleiner wordt’’. Zij is niet meer leidend in denkmethoden.

* Xandra Schutte gebruikt harde taal voor de kwaliteit van de journalistiek: Zij is een hoer geworden: “De serieuze kranten doen het bijvoorbeeld met een lifestyle-bijlage. Bij de televisie en de tijdschriftenjournalistiek leeft de cynische gedachte dat je alleen nog iemand kan bereiken met menselijke verhalen in combinatie met BN’ers, want dan blijven kijkers hangen. Pseudonieuw heeft voor vervlakking gezorgd en door de commercialisering is dat nieuws ook nog eens voor een groot gedeelte amusement geworden.”

* Eric Smit van ‘Follow the Money’ heeft het over hoernalistiek die in Nederland gênante vormen begint aan te nemen. Het gaat niet meer over waarheidsvinding en aantonen van misstanden, de confrontatie zoeken, de macht te lijf gaan, desnoods met gestrekt been en de noppen naar voren.
Objectiviteit is een illusie in de journalistiek. Het gaat daar niet om maar om onafhankelijkheid. “Onderzoeksjournalisten zijn per definitie subjectief, omdat de selectie van de meest primaire feiten als een zeer persoonlijk proces is. Onderzoeks-zoeksjournalistiek is iets van lange adem dat doorzettingsvermogen en een enorm gevoel voor rechtvaardigheid vereist, anders ga je niet achter een misstand aan. Onderzoeksjournalistiek is de hoeksteen van een goed werkende democratie.”

Afsluiting


Angst voor de manipulatieve macht van de media berust op een overwaardering van die macht. De media maken de werkelijkheid en de geschiedenis ervan niet; zij worden er evengoed door verrast. De media worden verweten dat zij alles en iedereen bekritiseren, behalve zichzelf. Dit verwijt is niet terecht. In journalistieke kringen neemt de zelfanalyse en zelfkritiek toe. Onderzoeksjournalisten – daar waar andere instanties achterblijven – creëren bij uitstek het nieuwe publiekelijke schavot door af te rekenen met schurken. Het alternatief van een vrije pers is een gemuilkorfde pers die wordt geredigeerd door tirannen en manipulators. Dan maar liever ‘de journalistiek als de angel in het vlees van de machthebbers in politiek en maatschappij’.

Kwaliteitsjournalistiek is van groot belang voor een open, vrije samenleving. De democratie kan niet functioneren zonder publiek debat en zonder goed geïnformeerde burgers. De opkomst van blogs, apps, facebook, you tube, twitters, chatrooms op internet leidt tot een enorm informatieaanbod met grote kansen op informatievervuiling. De journalist moet in staat zijn om professioneel om te gaan met het aanbod aan informatie uit allerlei bronnen.

De journalistiek dient kwaliteit te hebben en journalisten dienen zich in hun rollen van waarnemer, analist en commentator verantwoordelijk te gedragen. Journalisten hebben tot taak om leugens te weerleggen, misleiding bloot te leggen en propaganda te ontmaskeren. Journalisten hebben een recht op bronbescherming. Terecht ist het verschoningsrecht voor professionele berichtgevers wettelijk vastgelegd. De bijzondere positie die journalisten in het publieke debat innemen wordt daarmee erkend.

Er zijn in de samenleving steeds krachten aanwezig die proberen te verhinderen dat de journalistiek haar taak goed kan uitvoeren. Persvrijheid kan gemakkelijk worden bedreigd. Er zijn personen en groepen die zich vijandig opstellen tegenover een vrije pers, omdat die hen onwelgevallig kan zijn. De vraag rijst of het enorme aanbod informatie niet leidt tot een info-inflatie als er grote hoeveelheden ongestructureerde en onsamenhangende informatie over ons worden uitgestort. Worden wij of zijn wij al verworden tot zappers: van zender tot zender, van krantenpagina naar krantenpagina, van internetsite naar internetsite? Worden we wel wijzer van dit alles, of blijft het bij het oppervlakkig kunnen meepraten over van alles en nog wat.






Bronnen 

Kees Buijs, Journalistieke kwaliteit in het cros mediale tijdperk, 2008. Amsterdam: Boom Onderwijs, Amsterdam.

· Anita van Hoof (eindredactie), Huub Evers, Toon Rennen, Stephan Rusz-Mogl, James Stappers, Ton Wentink, 1996, Krant en Kwaliteit, Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.

Monique van Hoogstraten, Eva Jinek, (redactie), 2008, Het Maakbare Nieuws,

Amsterdam: Balans, Amsterdam.

Jeff Jarvis, 2009, Wat zou Google doen?, Amsterdam: Mouria.

Joris Luyendijk. 2006, Het zijn net mensen. Beelden uit het Midden-Oosten.

Amsterdam: Uitgeverij Podium B.V.

Marshall McLuhan. 1964.

Understanding Media: The Extension of Man.
Cambridge The MIT Press.

Philip Meyer, 2004, The Vanishing Newspaper: Saving Journalism in the Information Age. University of Missouri Press.

Warna Oosterbaan & Hans Wansink, 2008,

De Krant moet kiezen,
Amsterdam: Prometheus.

Bert Ummelen (redactie), 2009,

Journalistiek in Diskrediet.
Diemen: AMB.

Leo de Wolff, 2005,

De Krant was Koning,
Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker.

Richard van der Wurff, Klaus Schönbach. 2011. De Effectiviteit van journalistieke codes: een literatuurstudie.

Amsterdam: Amsterdam School of Communication Research, Universiteit van Amsterdam.


1 comment:

  1. I am thankful to this blog for assisting me. I added some specified clues which are really important for me to use them in my writing skill. Really helpful stuff made by this blog.cursus eigen bedrijf starten

    ReplyDelete