Friday 6 January 2017

Oorzaken van onvrede ontrafelen en controleren op juistheid

Kranten moeten overvloed aan leugens
blijven doorprikken
- door Frans Wijnands -
Het wordt (alweer) een lastig jaar voor de media, ook voor de kranten in die delen van de wereld waar nog persvrijheid bestaat, (grond-)wettelijk gekoppeld aan het recht op vrije meningsuiting. Krantenuitgevers zijn al jaren gewend om te knokken tegen de slopende neerwaartse spiraal van minder advertenties en (dus) minder lezers, of omgekeerd. Dat zal in 2017 niet anders zijn. De krant-on-line heeft weliswaar aan snelheid - en dus actualiteit gewonnen - maar is nog allesbehalve een kip met gouden eieren. 

Daarnaast hebben de kranten een snel uitdijende concurrent op de informatiemarkt: de sociale media. Radio en televisie hebben daar (iets) minder last van omdat die doorlopend live met luisteraars en kijkers kunnen communiceren, terwijl het bij de kranten via ingezonden brieven en ombudsmannen/vrouwen verloopt. Maar er zijn nieuwe, razendsnelle mogelijkheden om elkaar onderling te informeren. Waarom dan nog die omweg langs kranten, of audiovisuele media? Mensen vinden elkaar sneller via het internet en dat hebben ook machthebbers in de gaten. Of ze verbieden dat sociale mediaverkeer, of ze maken er zelf grif gebruik van.


Lastposten

Kranten zijn vanaf hun bestaan bedoeld als informant, nieuwsleverancier. En als klokkenluider, als luis in de pels desnoods, als waakhond van het democratisch proces. Maar aan die rol is steeds minder behoefte, zo lijkt/blijkt. Kritische kranten zijn lastposten en nauwelijks nog nodig nu politicus en burger elkaar rechtstreeks kunnen aanspreken en volgen. Donald Trump – de eerste twitter-president in de (Amerikaanse) geschiedenis - heeft nu al zo’n 16 miljoen volgers. De drie belangrijkste kranten aan de dichtbevolkte Amerikaanse oostkust, de New York Times, de Boston Globe en de Washington Post hebben samen twee miljoen abonnees; in de weekeinden een paar honderdduizend extra lezers. De online-lezers niet meegerekend. Met een hem welgezinde tv-zender als Fox en een landelijk-breed netwerk regionale radiostations heeft Trump straks die gezaghebbende kranten niet meer nodig.
In 2012 nam de journalist/columnist J.L. Heldring na vijftig jaar afscheid van zijn krant, de NRC. Hij schreef bij die gelegenheid een artikel met een nog steeds behartigenswaardige slotanalyse: als de lezer er niet meer toe komt om zelf na te denken, dan ontstaat het gevaar dat journalisten voor elkaar gaan schrijven. Incrowd. Niet voor de lezer, maar over diens hoofd heen. Lezers voelen zich dan snel buitengesloten. “Zo ontstaat het populisme, als reactie op de arrogantie van de media.” Je zou er de conclusie uit kunnen trekken dat de zichzelf hoogst serieus nemende media (kranten) het populisme in de hand hebben gewerkt.


Napraten

In Amerika stellen de kranten zich na de onvoorziene, spectaculaire overwinning van Donald Trump nog steeds de vraag: “Waarom hebben we dit niet zien aankomen?”. Zoals Nederlandse kranten zich afvroegen of ze Pim Fortuyn dan toch onderschat hadden. Nakaarten. Veel wezenlijker is de vraag: waarom zijn we niet serieus gaan luisteren naar zijn aanhangers? Waarom voelen die mensen zich aangesproken. Door Trump. Maar dichter bij huis ook; door Wilders, Marine Le Pen, Beppe Grillo?
Komt het door die arrogantie, die zelfgenoegzaamheid van journalisten? Trump was aanvankelijk voor ieder weldenkend mens een riskante neofascist, een ijdele clown zonder enige kans op succes. Zijn tegenstanders – journalisten incluis – pakten hem op zijn woorden maar namen hem niet serieus. Trump’s aanhangers vertoonden het omgekeerde gedrag: zij namen hem serieus, omdat hij hun problemen en noden serieus nam (of lijkt te nemen). En zijn letterlijke woorden, leugens en grootspraak namen ze voor lief. 


Amechtig
Trump heeft in zijn campagne zoveel gelogen dat er voor serieuze onderzoeksjournalisten nauwelijks een beginnen aan was om alles te controleren op waar of niet waar. Als de eerste leugen ontmaskerd was waren er al weer tien andere gepasseerd. Het punt lijkt bereikt dat journalisten amechtig achter de feiten aan lopen, dat ze de tijd en/of parate kennis niet hebben om voldoende navraag te doen en diepgaand onderzoek te verrichten.
Pessimistisch gezegd: de invloed van kranten verdampt. Misschien niet in de regio, maar wel daarbuiten. De wereld telt nog steeds kranten die terecht kwaliteitsbladen worden genoemd. Vanwege hun onpartijdige, feitelijke berichtgeving en deskundige analyses van dat nieuws. Maar hun bereik wordt kleiner en kleiner. Ze verzuipen langzamerhand in de springvloed aan sociale media. Donald Trump noemde de New York Times bij herhaling een onbetrouwbaar, leugenachtig medium. In minder democratische samenlevingen zou zo’n uitspraak de opstap zijn naar een kneveling van kritische media, of zelfs een totaal verbod. Geen wonder dat ‘The Times’ - op Facebook Nota Bene - adverteert met de slogan: “Onafhankelijke journalistiek: essentiëler dan ooit.” Het klinkt als een noodkreet. Maar wie luistert ernaar?


Controle

Opvallend hoe in de laatste weken en dagen van het voorbije jaar oproepen werden gedaan aan de traditionele media en hun journalisten om vooral aan feiten-controle te blijven doen, leugens te ontmaskeren en pertinente onwaarheden te blijven bestrijden. Lezers hebben op de eerste plaats behoefte aan (ook wetenschappelijk) betrouwbare feiten die hen helpen om zelf een mening te vormen. De Britse historicus Timothy Garton Ash, die in Oxford Europese studies doceert, hamerde in een kerst-essay op de noodzaak dat journalisten, maar zeker ook internetspelers als Google, Facebook en Twitter, de aangeboden feiten moeten blijven controleren. 
Ook de Amerikaanse journalist Bob Woodward, die samen met zijn collega Carl Bernstein door een reeks onthullende verhalen in de Washington Post indertijd president Nixon tot aftreden dwong, verweet onlangs politieke en parlementaire journalisten dat ze te veel op de waan van de dag en op twitter-berichten gefocust zijn in plaats van de boer op te gaan om kennelijk ontevreden en boze burgers op te zoeken en naar hun verhalen te luisteren. Dat vindt ook de ethicus Huub Evers, ombudsman van De Limburger: “De oorzaken van die onvrede ontrafelen en controleren op juistheid.” 


Opiniepeilingen
De hoofdredactie van Le Parisien heeft - met het oog op de komende verkiezingen in Frankrijk - al besloten om geen duur geld meer uit te geven aan opiniepeilingen maar meer reporters de straat op te sturen om in volkswijken en fabrieken te luisteren naar de klachten van de doorsnee-burger. Dat helpt ongetwijfeld ook om je identiteit en betrouwbaarheid als krant overeind te houden. Tegen alle verdrukking in.
Iedereen twittert z’n eigen mening, kritiek, beledigingen, bedreigingen en boodschappen de wereld rond. Inclusief gevaarlijk nepnieuws, waar de voorzitter van de Europese Commissie, Jean-Claude Juncker onlangs nog voor waarschuwde. Hij wil dat de sociale media meer doen om de verspreiding van dat misleidende nepnieuws tegen te houden. Feitencontrole dus. Hij is niet de enige die het gevaar ziet dat serieuze media in het gedrang komen en worden afgeschilderd als onbetrouwbaar omdat ze kritisch zijn, vragen stellen. Omdat ze alleen daarom al het imago hebben links te zijn. Links en rechts zijn overigens begrippen die alleen in de verkeerswetgeving gelden. Niet in een doorlopend veranderende samenleving. Of zoals Jan Terlouw het in een recent interview in het magazine van de Vlaamse krant De Standaard zei: “Mensen zeggen mij dat ik met de jaren linkser ben geworden. Dat is niet zo, ik ben weinig veranderd. De samenleving is rechtser , daardoor zie ik er linkser uit.” 


Kinderachtig

Rechtse politici hebben nu eenmaal geen behoefte aan kritiek. Het is een banaal vergelijk, maar als je als sportverslaggever een paar weken achtereen minder juichend over de plaatselijke voetbalclub schreef werd je persona non grata; niet meer gewenst op persconferenties, niet meer toegelaten tot de kleedkamers. Kinderachtig. Maar x-maal vergroot wordt het angstaanjagend, als naar rechts overhellende politici kranten en journalisten - en zelfs rechters - in de beklaagdenbank zetten. Als ze categorisch interviews weigeren, als ze op herhaalde vragen van journalisten geen duidelijk antwoord geven en eisen om op een ander onderwerp over te stappen. 
Zorgwekkend, als kranten en tv-stations geen toegang meer krijgen tot hun bronnen omdat ze als te lastig worden beschouwd. Politici kiezen de media waar ze mee willen praten. En niet omgekeerd. Wilders praat met De Telegraaf, maar keert andere kranten de rug toe. Hij heeft ze immers niet meer nodig om kiezers voor zich te winnen. Populistische volksvertegenwoordigers kiezen de media waarmee ze hun (kiezers)volk kunnen bereiken. En daar horen kwaliteitskranten per definitie niet meer bij. De onafhankelijke, waarheid-zoekende, kritische kwaliteitsjournalistiek wordt tegen wil en dank af geserveerd; topjournalisten en columnisten kunnen schrijven wat ze willen, maar slechts een kleine groep geïnteresseerden die dat nog leest.

 
Trend
Het Vlaamse blad Humo vroeg Bart de Wever, leider van het centrumrechtse N-VA, burgemeester van Antwerpen en de meest invloedrijke politicus van België naar de belangrijkste trend van het afgelopen jaar. Zijn antwoord is verbluffend: “De opkomst van de opiniërende journalistiek die de teloorgang van vele kwaliteitsmedia nog heeft versterkt.” De Wever heeft kennelijk meer last van andere, afwijkende opinies dan van de rotzooi die op de sociale media wordt rondgestrooid. “Hoe machtiger een politicus, hoe onrechtvaardiger hij kritiek zal vinden”, concludeert redacteur Joel de Ceulaer in De Morgen.
Donald Trump start over twee weken zijn bewind. In Oostenrijk werd recent de rechtse presidentskandidaat verslagen, maar in Nederland en Frankrijk maken uitgesproken rechtse kandidaten grote kans de meerderheid te verwerven bij de komende parlementsverkiezingen. Je kunt ze geen moderne versies van de rattenvanger van Hamelen noemen. Die lokte met zijn verleidelijke fluitspel onwetende kinderen de stad uit. Wilders en Le Pen - en soortgelijke populisten in andere landen - trekken volwassenen aan. Of het merendeels onnozele halzen, ongeletterden, verkapte racisten en halve zolen zijn zoals Hillary Clinton in haar campagne de achterban van Trump afschilderde, is maar de vraag. Net zoals indertijd met Pim Fortuyn houden ook nu mensen hun stem en oprechte gevoelens geheim; naar buiten nemen ze afstand van dit soort lijsttrekkers, van binnen zijn ze het met hen eens. 


Dilemma

Dat plaatst veel media voor een moreel-ethisch dilemma. De ombudsvrouw van De Volkskrant trok onlangs in een groot artikel aan de alarmbel. Ze vroeg zich af, hoever de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de krant strekt. Als Wilders te veel wordt geciteerd wekt de krant de indruk “een ongefilterd doorgeefluik van zijn boodschappen te zijn”. Toonaangevende populisten van dit moment twitteren hun boodschappen rond en krijgen á la minute een stormvloed aan enthousiaste bijval. De krantenredacties zitten voor de lastige afweging om die mini-boodschappen serieus te nemen, of niet. Verzwijgen is a-journalistiek, achterhalen hoe serieus ze gemeend zijn kost tijd. Te kritisch reageren jaagt lezers in de gordijnen. En van de abonneelijst.
De hoofdredacteur van de Vlaamse kwaliteitskrant De Standaard, Karel Verhoeven, merkte in een serie essays rond de Kerst over onder meer populisme en media op, dat Trump de kwaliteitsmedia heeft uitgeput met een simpel mechanisme: “Doorbreek de norm. Wat je ook doet, zorg dat het fascinerend is. Een Amerikaanse presidentskandidaat die zich naar behoren gedraagt is geen nieuws. Hoe minder waardigheid, hoe minder waarheid, hoe meer nieuws.” En nieuws moet een krant nu eenmaal signaleren. De kunst is om dat - zeker in dit politiek belangrijke jaar - te doen zonder op de spreekstalmeester van die rechts-populistische politici te gaan lijken.
 

No comments:

Post a Comment