Saturday 26 November 2016

Barmhartigheid is niet aan een jaartal gebonden

 - door Frans Wijnands -

Einde Heilig Jaar van de Barmhartigheid. ‘We sluiten de Heilige Deur van de Sint Pieter, maar niet onze harten voor de barmhartigheid en het erbarmen’, aldus paus Franciscus. Naar schattingen van het Vaticaan hebben - over de hele wereld - meer dan 20 miljoen rooms-katholieken dit bijzondere Heilige Jaar meebeleefd en meegevierd. Wereldwijd waren een jaar lang meer dan 12.000 zogenaamde ‘heilige deuren’ in allerlei kerken geopend. De bezoekersaantallen aan Rome zelf zouden tegen zijn gevallen, maar het is volgens de paus ook nooit de bedoeling geweest om het Heilig Jaar van de Barmhartigheid exclusief in Rome te vieren, maar heel bewust in alle bisdommen rondom de aardbol. 

Volgens Franciscus heeft de kerk dit jaar de barmhartigheid niet (her)ontdekt: barmhartigheid, ontferming, medeleven, vergiffenis en vergevingsgezindheid zijn altijd in de kerk aanwezig geweest. ‘Maar barmhartigheid moet doorlopend verkondigd worden. We kunnen niet zonder barmhartigheid in een wereld die lijdt aan de ‘wegwerpziekte’, aan geldzucht en egoïsme. In diverse interviews en in een pastorale brief heeft de paus in de afgelopen dagen keer op keer benadrukt hoe belangrijk de barmhartigheid in het leven van elke mens moet zijn; zeker in het leven van elke christen.  

‘Barmhartigheid en erbarmen’ is de titel van zijn brief, verwijzend naar de confrontatie van Jezus met de overspelige vrouw (Joh.8, 1-11). Volgens de kerkvader Augustinus een ontmoeting tussen genade en zonde. ‘Alles wordt in de barmhartigheid geopenbaard; Gods ontferming te ervaren maakt een mens blij. De vreugde over vergiffenis is onbeschrijflijk’. Paus Franciscus spreekt van ‘een intensief jaar’ waarin Gods goedheid en erbarmen als een heftige, heilzame wind over de aarde woei. De sluiting van heilige deuren en de plechtige afsluiting van het heilig jaar betekenen evenwel niet dat het thema barmhartigheid uit het dagelijkse leven verdwijnt. Barmhartigheid is niet aan tijd en uur gebonden. |Ook niet aan een jaar, zelfs niet aan een heilig jaar.

Het is volgens de paus hoog tijd om de hemdsmouwen op te stropen en de goede werken van barmhartigheid in praktijk te brengen; alle soorten van zorg voor de naasten. In een interview met een Duitse en Italiaanse katholieke tv-zender merkt hij op dat we in feite in oorlog leven. Mensenlevens tellen niet meer mee. Mensen worden als overbodig afgedankt, steden doorlopend gebombardeerd. Er wordt grof geld verdiend aan de productie van en handel in wapentuig.   

De paus heeft bij de sluiting van het Heilig Jaar een aantal initiatieven bekend gemaakt. De bijzondere toestemming die priesters gedurende het Heilig Jaar hadden om de zonde van abortus te vergeven, blijft gehandhaafd. De paus noemt abortus een verschrikkelijke zonde, maar Gods genade overstijgt iedere zonde als die volgens de regels en met oprecht berouw wordt gebiecht. De paus heeft ook toestemming verleend aan gelovigen om te biecht te gaan bij priesters van de nog steeds afgescheiden orthodox-katholieke Pius X- Broederschap. Franciscus houdt een pleidooi voor een Bijbelzondag; een vaste dag in het kerkelijk jaar waarop in alle parochies extra aandacht aan de Heilige Schrift wordt gegeven. En hij wil een vaste ‘Wereld-Armendag’ instellen en die in de liturgische kalender opnemen.  

In 2025 vindt het eerstvolgende reguliere Heilig Jaar plaats.


Saturday 5 November 2016

De losse handjes van Camiel

- door Huub Evers -

Huub Evers is zelfstandig onderzoeker en
publicist op het terrein van media-ethiek
en interculturele journalistiek. Hij is
Ombudsman van dagblad De Limburger.
Reageren?
ombudsman@delimburger.nl
“En dat noemt zich kwaliteitskrant”, brieste een panellid van het zondagse programma De Stemming op L1. Hij had het over De Limburger (“ooit een serieuze krant”) die, nota bene op de voorpagina, meldde dat Camiel Eurlings door het OM schuldig was bevonden aan huiselijk geweld. Een dag later stond er opnieuw een artikel plus foto in de krant over de verdere carrièreperspectieven van Eurlings. Enkele pagina’s verderop was ook het hoofdredactioneel commentaar van de krant hieraan gewijd. Het stuk eindigde zo: “Eurlings is door alle politieke gedoe rondom zijn persoon , zakelijke uitglijders en privébesognes eerder een bedrijfsrisico voor organisaties geworden dan een aanwinst. Dat maakt zijn persoonlijk drama ook zo groot.” Debilisering van de journalistiek, vonden de panelleden. Het politieke en ook het journalistieke debat zou met meer fatsoen gevoerd moeten worden.

Was de aandacht voor de relatieproblemen in de media terecht? Of hadden de media, ook deze krant, terughoudender moeten zijn? Het gaat hier toch om een privékwestie? Of hebben BN’ers geen privéleven?

In de kern gaat het om een afweging tussen persvrijheid en privacybescherming. Die afweging wordt in de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek (waarvan ik lid ben) zo geformuleerd:

“Publieke figuren moeten zich een zekere mate van blootstelling aan ongewilde publiciteit laten welgevallen. In hun privésfeer hebben ook zij recht op bescherming van hun privacy, tenzij gedrag in hun privéleven aantoonbaar van invloed is op hun publiek functioneren.”

De klassieke journalistieke norm is dan ook dat de privacy, ook van publieke figuren, beschermd wordt tenzij hun activiteiten in de privésfeer een directe relatie hebben met hun maatschappelijke functie. Wanneer bepaald gedrag (dronken achter het stuur, belastingfraude of met voorkennis handelen in aandelen) niet te rijmen is met het zakelijk functioneren van een politicus, zal geen journalist aarzelen om daaraan publiciteit te geven. Daar staat immers de politieke geloofwaardigheid op de tocht. Dat is doorgaans niet het geval wanneer het gaat om persoonlijke relaties en bijvoorbeeld seksuele geaardheid. Wordt een politicus door bepaalde escapades chantabel, dan is er weer wél sprake van een aantoonbare politieke relevantie. Publicatie van die escapades is gerechtvaardigd voor zover daarmee het bewijs wordt geleverd voor chantage of het gevaar daarvan.

Zo was het lange tijd, maar nu niet meer. Op de eerste plaats is de term ‘publiek figuur’ vervangen door BN’er. Dat ben je tegenwoordig al heel snel wanneer je enkele keren met je kop op tv bent geweest. Even snel wordt aan prominenten in het publieke domein een voorbeeldfunctie toegedicht. Dat geldt zowel voor politici, artiesten als topsporters.

Daarnaast zijn de Nederlandse media prominenter aandacht gaan besteden aan het privéleven van politici. Ideologische bindingen en oordelen over inhoudelijke aspecten van de politiek spelen een minder doorslaggevende rol in het stemgedrag van de kiezers. Steeds meer is de vraag aan de orde of een politicus als persoon het vertrouwen weet te winnen. Bovendien is de televisie een grotere rol gaan spelen. Allereerst leidt de strijd om de kijkcijfers en dus de adverteerders tot meer ‘infotainment’, waarin gesprekken en beelden over de persoon achter de politicus een dankbaar onderwerp zijn. Het publiek wil steeds meer weten, niet over de opvattingen van de politicus, maar over zijn persoon. Politici moeten hun betrouwbaarheid demonstreren als tv-personality in debatten en vooral ook in talkshows. Daarmee is de kring rond. Wanneer een politicus zich in de media presenteert als ideale huisvader, is het niet zo gek dat journalisten gaan onderzoeken of dat gezinsleven echt zo harmonieus is. Want waarom zou iemand van wie is komen vast te staan dat hij thuis geen toonbeeld van loyaliteit is, dat wél zijn ten aanzien van partij, fractie of ministerie? Daarmee wordt het criterium: is iemand het vertrouwen waard dat in hem of haar gesteld wordt? Kunnen we het besturen van het land of van een organisatie overlaten aan iemand die er in zijn persoonlijk leven een potje van maakt, bijvoorbeeld door klappen uit te delen? Die vraag is dan zeer relevant en dus nieuwswaardig.

Moeten publieke figuren als Camiel Eurlings zich dan alles laten welgevallen? Wanneer het over privacygevoelige zaken gaat, mag van een krant verwacht worden dat de berichtgeving feitelijk van aard is, terughoudend en zonder speculaties. In dit verband kun je je afvragen of het wel nodig was om, na de uitlatingen van zijn woordvoerder over verdere carrièreperspectieven, een artikel te plaatsen waarin headhunters speculeren over de toekomst van het IOC-lid.